Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen.
'Zodat' kan niet aan het begin van de zin geplaatst worden.
Andere voegwoorden aan het begin van een zin
Hetzelfde geldt trouwens voor de woorden 'maar', 'of', 'dus' en 'want'. Ook met deze voegwoorden kun je een zin beginnen. Maar de voorkeur om dit wel of niet te doen, zal waarschijnlijk per tekstschrijver verschillen.
Bij het voegwoord is er geen inversie. Dat grammaticale verschil houdt geen verschil in betekenis in.
Zorg voor een vriendelijke inleiding en start je bericht nooit met 'ik'. Houd de e-mail kort en ben zo concreet mogelijk.
Voegwoorden en bijwoorden
' In een zin als 'Fien is jarig, daarom vieren we feest' is grammaticaal gezien sprake van twee zinnen. Wat de volgorde betreft: als een zin begint met een bijwoord (zoals daarom in de zin hierboven), volgt daarna eerst de persoonsvorm (vieren) en vervolgens het onderwerp (we).
Een aantal voegwoordelijke bijwoorden kan ook aan het begin van een zin voorkomen en wel in de aanloop (dus buiten de 'eigenlijke' zin [21.1.1.2/1]). Zo'n bijwoord is intonatief van de rest van de zin gescheiden door een korte pauze, meestal aangegeven door een komma. Voorbeelden zijn: 10Bovendien, opa is ziek.
Correct is het wil, zonder -t.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: het wil, wil het. De vorm het wilt* (of wilt het*) is niet correct.
In formele en officiële boodschappen kunnen lezers het gebruik van ik als eerste woord als onbeleefd ervaren. Door te starten met ik kunt u immers de indruk wekken dat u zichzelf belangrijker vindt dan de lezer. U kunt dat gemakkelijk voorkomen door een ander zinsdeel op de eerste plaats te zetten.
Zinnen mogen niet beginnen met een cijfer.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
De conjunctief is bijna verdwenen uit de Nederlandse taal, maar bestaat nog in vaste vormen. Een paar van deze vaste vormen kennen we allemaal: 'Leve de Koning', 'het zij zo' en 'koste wat het kost'. Het werkwoord willen hoort dus thuis in dit rijtje vaste vormen: hij wil dus. Is 'je/jij wilt' dan ook fout?
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Bijwoord. (tijdrekening) morgen: de eerstvolgende dag na vandaag.
Mooi is bijwoord bij het bn rode. Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.
Bij redekundig ontleden wordt een zin in een specifieke volgorde ontleed. Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden.
Bijvoorbeeld wordt meestal niet gebruikt als eerste woord van een zin. Soms komt bijvoorbeeld toch voor aan het begin van een zin, net voor het woord of de woorden waarop het betrekking heeft. Vaak gaat het om onvolledige zinnen.
Lees dit eerst: DUS: – Na het voegwoord “dus” staat het gevolg van de zin die voor het voegwoord “dus” staat. – Het onderwerp (=wie) en de persoonsvorm (=het vervoegde werkwoord, wat doet “wie”) staan beide na elkaar, direct achter het voegwoord “dus”.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
Ken je de ontvanger helemaal niet of is er sprake van een formele situatie, dan gebruik je bij voorkeur 'Geachte'. Ken je de ontvanger of gaat het om een informele situatie, dan gebruik je 'Beste'. Ken je iemand heel goed, dan mag je ook 'Hallo', 'Hi', 'Hoi', 'Dag' of 'Goede…' gebruiken.
De e-mail zelf begint met een aanhef, een begroeting van de lezer. Als begroeting is zowel geachte, beste als dag mogelijk. Geachte is bruikbaar in officiële en formele contexten; het roept een bepaalde afstand op. Beste en Dag zijn bruikbaar in allerlei (zakelijke) contexten, zoals in mails aan klanten.
Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Zij is de vrouw van wie ik hou / ik houd.
U kunt en u kan zijn allebei correct. In Nederland wordt u kan informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u kunt. In België wordt het gebruik van u kan niet als informeel beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: u wilt / u wil, u zult / u zal.