Een zin mag wel met een voegwoord beginnen, het is dus geen taalfout, maar het geniet niet de voorkeur. De stijl wordt dan informeel. Het past niet bij zakelijke of wetenschappelijke teksten.
Andere voegwoorden aan het begin van een zin
Hetzelfde geldt trouwens voor de woorden 'maar', 'of', 'dus' en 'want'. Ook met deze voegwoorden kun je een zin beginnen.
Onze Taal zegt hierover: 'Ja, een zin mag beginnen met en. Het is een hardnekkig misverstand dat dat niet zou kunnen. Grammaticaal is er geen enkel bezwaar tegen; het is vooral een kwestie van smaak en tekstverzorging. ' Dat lijkt me klare taal.
Een zin mag beginnen met want. Zinnen die beginnen met want zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het nevenschikkend voegwoord want verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin.
Een zin mag beginnen met en. Zinnen die beginnen met en zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt.
'Zodat' kan niet aan het begin van de zin geplaatst worden.
Als één aan het begin van een zin voorkomt, vervalt het eerste accent op de hoofdletter e. Het is dus Eén, met alleen een accentteken op de tweede e. Daarnaast is het bijvoorbeeld Óúd en ÚÃt: Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
Bij namelijk gaat het om een nieuwe reden of een nieuw argument. Immers kan helemaal vooraan in een zin staan, waardoor het extra nadruk krijgt. Het is goed dat de dansers op tijd naar huis kunnen vertrekken. Er volgen immers / namelijk nog twee vermoeiende dagen waarin ze het beste van zichzelf moeten geven.
Een aantal voegwoordelijke bijwoorden kan ook aan het begin van een zin voorkomen en wel in de aanloop (dus buiten de 'eigenlijke' zin [21.1.1.2/1]). Zo'n bijwoord is intonatief van de rest van de zin gescheiden door een korte pauze, meestal aangegeven door een komma. Voorbeelden zijn: 10Bovendien, opa is ziek.
Vaak zijn de onderschikkende voegwoorden: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…
Voegwoorden en bijwoorden
' In een zin als 'Fien is jarig, daarom vieren we feest' is grammaticaal gezien sprake van twee zinnen. Wat de volgorde betreft: als een zin begint met een bijwoord (zoals daarom in de zin hierboven), volgt daarna eerst de persoonsvorm (vieren) en vervolgens het onderwerp (we).
ANS | 10.3.8 Voorwaardelijke voegwoorden: als, wanneer, indien, ingeval, zo; mits, tenzij, tenware.
Meestal gaat het daarbij om het verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Het voegwoord staat vrijwel altijd aan het begin van een bijzin. Er zijn verschillende soorten verbanden mogelijk. De meestvoorkomende 'verbindende' voegwoorden zijn dat en of.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus' en 'of'.
Een voegwoord is een woord dat woorden, woordgroepen of deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben, met elkaar verbindt, of een woord waarmee een bijzin wordt ingeleid. Nevenschikkende voegwoorden staan tussen woorden, woordgroepen en deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben.
Dus hoeft niet aan het begin van de zin te staan: Ik moest dus van het fietspad af. En dus kan ook gebruikt worden in combinatie met een oorzaak of reden: O, daarom moest je dus van het fietspad af.
Het verschil met een 'voegwoord' is dat een voegwoord altijd alleen tussen de zinnen in kan staan (of soms ook vooraan de zin), het voegwoordelijke bijwoord kan op meerdere plekken staan.
Mooi is bijwoord bij het bn rode. Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.
Het beletselteken (…)
Het kan aangeven dat de zin wordt afgebroken of dat de lezer geacht wordt zelf een woord of gedachte in te vullen. Als het beletselteken aan het einde van een zin staat, komt er geen extra punt achter het beletselteken. Ze vroeg nog: 'Weet jij of we morgen …' Maar Hannes liep al de deur uit.
Als voegwoord kan om een beknopte bijzin inleiden. Meestal kunt u in zulke bijzinnen om gebruiken of weglaten, volgens uw eigen voorkeur. In geschreven taal wordt om vaker weggelaten dan in gesproken taal. Wij kijken ernaar uit (om) u te mogen verwelkomen.
Bijgewerkt op 3 november 2021 door Julia Merkus. Hoofdletters gebruik je in twee situaties: aan het begin van een zin en bij namen. Je gebruikt ze bij namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen.
Eén schrijf je alleen met accenttekens als je het cijfer 1 bedoelt of als er een lezing mogelijk is met 'een'. Dus bijvoorbeeld in een zin als 'Ik heb thuis een hond en een kat' of 'Ik heb thuis één hond en één kat'. Als je wilt dat de lezer hier 'één' leest en niet 'een', dan moet je wel streepjes zetten.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden. Je kind kan bij redekundig ontleden te maken krijgen met de volgende zinsdelen: persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepalingen en bijvoeglijke bepalingen.
Het voegwoord zodat wordt gebruikt om een gevolg uit te drukken. De betekenis is 'met als gevolg dat'. Het regende de hele dag onophoudelijk, zodat de wedstrijd afgelast moest worden.
Antwoord. Zowel opdat als zodat is correct in deze zin. Opdat drukt een doel uit en zodat kan zowel een doel als een gevolg uitdrukken. Opdat is een vrij formeel woord; zodat is voor de meeste taalgebruikers gewoner.