Zou u is de gewone vorm. Zoudt u is een correcte, maar erg formele en verouderde vorm. Het is aan te bevelen om in plaats van zoudt u de neutrale vorm zou u te gebruiken.
Werkwoord. Ik zou. Jij zou. Hij, zij, het zou.
Voor de aanspreekvorm gij is later u in de plaats gekomen. Daarbij hoort de werkwoordsvorm zou: het is zou u, net als zou hij/zij en zou jij. Dat zoudt u nog geregeld voorkomt, heeft waarschijnlijk met de uitspraak te maken. De [t]-klank tussen de ou van zou en het onderwerp u vergemakkelijkt namelijk de uitspraak.
De gewone vorm is zou.
Voorwaarde of hypothese
De zin staat in zijn geheel in het imperfectum, zou kan zowel in de bijzin als in de hoofdzin staan, en zelfs ook helemaal ontbreken. Als ik rijk was, zou ik nooit meer werken. Als ik rijk zou zijn, zou ik nooit meer werken. Als ik rijk zou zijn, werkte ik nooit meer.
Je zou naar de dokter moeten gaan. Ik zou nu eigenlijk mijn huiswerk moeten doen, maar ik heb geen zin. Ik heb je gisteren een brief gestuurd. Je zou hem vandaag moeten ontvangen.
Het verschil is dat bij de "zal" zin verondersteld wordt dat de persoon dit gedrag wel vaker vertoont.In de "zou" zin klinkt er meer verbazing over iets dat de persoon meestal niet als gedrag vertoont.
De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij. Als je de betekenis van men heeft, zijn beide vormen gelijkwaardig.
Het klinkt heel vreemd als je daar kan u zou gebruiken. Andersom klinkt het ook raar als je in de verwensing je kan me de boom in iets anders dan je kan zou gebruiken: hier gaat het echt om spreektaal. In Nederland geldt je kan als informeel, maar in België heeft het die status niet.
Momenteel is zoo de normale benaming geworden.
De juiste spelling is het zij zo, met lange ij. Het betekent “het is niet anders” of “we moeten het ermee doen”. “Zij” is hier een werkwoordsvorm die is afgeleid van het werkwoord “zijn”. Deze woordgroep heeft dus niets te maken met zei of zeggen.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Wanneer gebruik je je en wanneer jij? Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Gangbaarheid. Het woord zal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
de onvoltooid verleden toekomende tijd, o.v.t.t. (het futurum praeteriti): ik zou snurken, ik zou blijven; de voltooid verleden toekomende tijd, v.v.t.t. (het futurum exactum praeteriti): ik zou gesnurkt hebben, ik zou gebleven zijn.
Hulpwerkwoord vervoegd in de verleden tijd
Je ziet dat het hulpwerkwoord van toekomende tijd, zullen, wordt vervoegd in de verleden tijd: zou of zouden. Hieraan herken je zinnen in een verleden toekomende tijd (o.v.t.t. en v.v.t.t.).
We gebruiken zullen als hulpwerkwoord voor de toekomende tijd (de toekomst). Dit betekent dat het altijd een ander werkwoord ondersteunt. Als een voltooid deelwoord als hulpwerkwoord dient voor een ander werkwoord, verandert het in een infinitief.
Je wilt is de algemene vorm.Je wil mag ook, maar wordt gezien als informeler. Het werkwoord willen valt net als de werkwoorden zullen, mogen en kunnen onder het rijtje uitzonderingen. Bij elk van deze werkwoorden geldt dat de vorm van de eerste persoon gelijk staat aan de derde persoon.
Een oorzaak is volgens Van Dale 'datgene waardoor iets gebeurt'. Er is bijvoorbeeld een stroomstoring in Utrecht, waardoor de trein vertraging heeft. De stroomstoring is in dit geval de oorzaak van de vertraging van de trein. Niemand heeft gekozen voor deze storing, het overkomt ons gewoon.