Dat bloeiende reuzenberenklauwen voor pijnlijke blaren kunnen zorgen, dat weten de meeste mensen. Maar eigenlijk zijn de uitgebloeide planten net zo gevaarlijk, hoewel ze je dan niet meer kunnen bezeren.
Wanneer kun je berenklauw plukken? Eigenlijk kun je het beste de berenklauw plukken als deze al gedroogd is, als deze uitgebloeid is dus. Zo voorkom je dat spelende kinderen of honden alsnog het giftige sap op hun krijgen. Ook scheelt dit veel tijd en energie omdat je de berenklauw niet zelf hoeft te drogen.
Zijn de stengels goed gedroogd? Dan zijn ze niet meer gevaarlijk. Goed gedroogde berenklauw bevat namelijk geen sap meer. Ook de haren van de stengel verliezen hun irriterende werking.
Een gedroogde berenklauw in je interieur
Niet alleen de gedroogde bloemen zijn mooi als decoratie, maar ook de stengels van de plant kunnen gebruikt worden. Dit zijn namelijk holle buizen die zich goed lenen voor het maken van bijvoorbeeld kerststukjes.
Het plukken van berenklauw
Als je een berenklauw gaat plukken is het verstandig om een goede voorbereiding te treffen. Het sap van de berenklauw is giftig en kan voor brandwonden zorgen. Draag daarom ten alle tijden handschoenen. Neem naast handschoenen ook een scherp mes mee om de berenklauw los te kunnen snijden.
Hoewel je de gedroogde stengels van de berenklauw kunt kopen, kun je de stengels ook prima zelf zoeken in de natuur. Berenklauw groeit vooral in de berm, op braakliggende stukken grond en in de bosrand. De gedroogde stengels kunnen omstreeks oktober worden geplukt, zodra de stengel en de bloem geheel zijn gedroogd.
Gevaar berenklauw
Hoe giftig is de reuzenberenklauw? De berenklauw is niet zo giftig als sommige andere planten, maar de sap van de plant bevat furocoumarinen. Na contact met het sap en zonlicht kan de huid rode jeukende vlakken, zwellingen en zelfs blaren vertonen binnen 48 uur.
Gebruik in traditionele geneeskunde. In de traditionele geneeskunde wordt de wortel en het blad gezien als een afrodisiac, een spijsverteringsbevorderaar, een slijmoplossend middel en een kalmerend middel. Soms wordt het nog voorgeschreven bij bronchitis en keelontsteking. Een tinctuur wordt gegeven bij algehele zwakte ...
De stengels van de gewone jonge berenklauw zijn eetbaar. Je kunt de berenklauw oogsten als de plant circa 20 centimeter is. De stengels doen qua smaak denken aan een combinatie van mandarijn, kokos en komkommer. Ook kun je ervoor kiezen om de plant dan in zijn geheel eten.
Na 24 uur: jeukende rode vlekken of blaasjes. Enige uren later: grote blaren. De blaren lijken op ernstige brandwonden (genezen pas na één tot twee weken). Hierna kun je littekens krijgen en kan je huid bruin verkleuren.
Dieren zijn over het algemeen minder gevoelig voor giftige planten dan mensen. Helaas is het bij de Berenklauw anders. Aanraking van de plant en zeker de sappen van de plant kan bij paarden, honden en katten grote gevolgen hebben.
De berenklauw is hardnekkig, maar gelukkig niet onmogelijk om te bestrijden. Je kunt de (reuzen)berenklauw verwijderen door deze dicht bij de grond te kappen. Verwijder de wortels van de plant vervolgens compleet met een onkruidsteker om verspreiding te voorkomen.
Het verkopen van reuzenberenklauw is verboden. Toch ziet de NVWA dat de invasieve exoot nog geregeld door bloemisten wordt aangeboden. Het gaat dan om de gedroogde takken en bloemhoofden van de reuzenberenklauw, die zeer decoratief zijn.
Hoe herkent u de berenklauw
De stengel kan 10 cm dik worden en is rood gevlekt. Ze heeft enorme bladeren van 1 tot 1,5 meter lang. De bladeren zijn grof gezaagd, behaard en diep ingesneden. De plant bloeit in de periode vanaf juli tot diep in de herfst met witte bloemschermen, zo groot als een paraplu.
Een schermbloemige soort met een fraai koepelvormig scherm is de Gewone engelwortel, Angelica sylvestris. De planten kunnen erg groot worden en lijken in eerste instantie wat op Gewone berenklauw. Maar de bladeren zijn meervoudig geveerd.
Dus is het logisch om berenklauw te gebruiken, wat helpt om de gezondheid, het uithoudingsvermogen en de vitaliteit te herstellen. Dit kruid kan ook leveraandoeningen zoals hepatitis, geelzucht, anemie door een ijzergebrek en een trage lever verbeteren.
Je kunt bijna alles van de plant gebruiken. De jonge bladeren en stengels zijn heel fijn gesneden lekker in de sla, de grote knoppen met daarin de bloemen en nieuwe scheuten eveneens. De zaden zijn lekker in vruchtengerechten en zijn als specerij te gebruiken, de jonge knoppen kun je als groente stoven.
De gewone berenklauw (Heracleum sphondylium) is een 90 tot 150 cm vaste plant en behoort tot de schermbloemenfamilie. De krachtige, holle stengels van deze plant worden een duim dik en manshoog en zijn kantig, duidelijk gegroefd en stijf borstelharig.
Heb je de berenklauw aangeraakt en is je huid blootgesteld aan zonlicht? Dan kunnen er 24 uur na de aanraking jeukende en rode vlekken ontstaan. Daarna kan je blaren krijgen die lijken op een brandwond. De blaren kunnen uiteindelijk littekens of een bruin verkleurde huid worden.
Bioloog Arnold van Vliet bevestigt dat de reuzenberenklauw zwellingen en brandwonden kan veroorzaken. "Als het sap van de plant in de ogen komt, kan je er zelfs blind van worden. Gevaarlijk, omdat veel mensen dat niet weten.
Wat veel mensen niet weten, is dat contact met de berenklauw vervelende gevolgen kan hebben. Als je in aanraking komt met de plant, kun je last krijgen van jeukende rode vlekken of blaasjes. Er kunnen zelfs grote blaren ontstaan. De eerste klachten krijg je vaak pas na 24 uur.
Het verschil tussen fluitenkruid en berenklauw
Onthoud dat fluitenkruid dunnere stelen en iets fijnere bloemen heeft. Bovendien bloeit deze plant van april tot juni, terwijl de berenklauw van juni tot oktober (de 'gewone' variant) of van juni tot augustus (de 'reuzenvariant') te vinden is.
De Reuzen-berenklauw wordt ook weleens met Engelwortel verward. Het verschil zit erin dat de bloemschermen van de Reuzenberenklauw plat zijn en van Engelwortel bol.
De inheemse berenklauw behoort tot de schermbloemenfamilie. Het is een vaste plant, die veel langs dijken en wegen voorkomt. Hij groeit op stikstofrijke grone in de zon of halfschaduw. De stengel is kantig en gegroefd.