Tafel aan de muur. Stoel is een woord dat van oudsher in onze taal bestaat, tafel is dat niet. Het is een leenwoord uit het Latijn: tabula. In het latere Latijn, het volks-Latijn, werd de b als een v uitgesproken: tavula, tavola.
Voorbeelden zijn biefstuk, deleten, commercie, solden, begeestering en middels. Bij indirecte ontlening gaat het om woorden die naar het voorbeeld van een andere taal zijn gevormd of gebruikt.
Een leenwoord is een woord dat door een taal is ontleend aan een andere taal.
Het woord is in het Westen echter overgenomen vanuit het Russisch, waar het waarschijnlijk een leenwoord van het Tataarse 'dzjam' ("weg") of het Chagataise 'jam' ("poststation" of "postpaarden") is. De stam van het woord is verwant aan het Mongoolse 'zam' ("weg" of "route").
Leenwoorden zijn woorden die wij overnemen uit andere talen. In onze taal hebben wij leenwoorden uit bijvoorbeeld het Grieks, het Latijn, het Duits, het Frans en het Engels. Denk maar eens aan woorden zoals mysterie (Grieks), audio (Latijn), hamburger (Duits), cadeau (Frans) en computer (Engels).
Anders wordt het wanneer u zich realiseert dat het woord zolder eigenlijk helemaal geen oorspronkelijk Nederlands woord is, maar dat het zich heeft ontwikkeld uit een Latijns woord met de betekenis plat dak, terras, dat wil zeggen een plaats waar je lekker door de zon beschenen kunt worden.
Vaak kun je aan de klank hun Franse afkomst nog enigszins horen: ambulance, ballon, café, etage, etalage, garage, restaurant zijn zulke voorbeelden. En om even in het restaurant te blijven: Vooral uit de Franse keuken gebruiken we woorden, die onze taal echt verrijken.
Woorden die we in het Nederlands gebruiken maar die uit een andere taal dan het Nederlands komen noemen we leenwoorden. Maar soms ook uit het: Fins, Japans, Spaans. Deze woorden behoren tot de weetwoorden. Je moet namelijk uit je hoofd leren hoe dat je deze woorden schrijft.
Het Nederlandse woord courgette komt uit het Frans. Het is een verkleinwoord van courge, hetgeen pompoen betekent.
De Nederlandse taal kent veel leenwoorden. Voorbeelden: sport: finish, coureur, goal. eten: spaghetti, lunch, knäckebröd.
Top 10 Nederlandse leenwoorden
Woorden als duin, beurs, konijn, niks, fiscaal en zondag worden allemaal gebruikt in het buitenland. Deze woorden worden meestal niet letterlijk overgenomen, maar aangepast aan het klanksysteem van de taal waarin ze gebruikt worden.
een verkorting van een (Amerikaans-)Engelse vorm als camping-place 'plaats waar het leger kamp maakt' [1616; OED], camping-ground 'terrein waar kamp gemaakt wordt, waar de tenten worden opgeslagen' [1867; OED]; Engels camping- is een vorm van het werkwoord camp 'kamp maken, kamperen', een afleiding van het zn.
Een bastaardwoord is een leenwoord waarvan de oorspronkelijke vorm aan de spelling, fonologie of morfologie van de nieuwe taal is aangepast. De woorden zijn dus aangepast, maar als dusdanig vaak nog herkenbaar als woord van vreemde afkomst. Nederlandse voorbeelden van bastaardwoorden: calorie, krant, sigaar, pover.
currēns (genitief currentis) van Latijn currere 'lopen' (zie coureur).
Vaak worden leenwoorden gebruikt omdat ze een speciale functie hebben: ze benoemen iets unieks, of hebben een specifieke (bij)betekenis of gevoelswaarde, of zijn eenvoudigweg niet zomaar te vertalen.
In welke situatie worden de meeste leenwoorden overgenomen? Het Nederlands blijkt in de loop van de tijd de meeste woorden te hebben geleend uit de buurtalen, in aflopende volgorde: Frans, Latijn (lange tijd de tweede taal), Engels en Duits. Pas daarna volgen talen als Italiaans, Spaans, Indonesisch en Jiddisch.
Leenwoorden zijn in onze taal terechtgekomen doordat er op dat moment nog geen Nederlands woord voor was. Door het woord één op één over te nemen, was het niet nodig om er halsoverkop een nieuw woord voor te verzinnen. Veel woorden zijn hierdoor blijven hangen en in de loop van de tijd vernederlandst.
Onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp – je kind leert ze allemaal benoemen. Net als het meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepalingen. Zinsontleding staat in groep 7 op het taalmenu en is voor veel kinderen best zware kost. Gelukkig is het niet allemaal nieuw, want in groep 6 is al een beginnetje gemaakt.
Ontleend aan Portugees banano 'bananenboom', banana 'bananenvrucht' < banam, een woord uit het Sousso in Guinea, een Niger-Congo-taal. Men neemt algemeen aan dat de klankovereenkomst met Arabisch banān, banana 'vingers, vinger' toevallig is.
Leenwoorden uit andere talen dan het Engels, Frans, Duits en Latijn die we in het Nederlands gebruiken zijn bijvoorbeeld: matras (komt uit het Arabisch), thee (komt uit het Chinees), sauna (komt uit het Fins), alfabet (komt uit het Grieks), piano (komt uit het Italiaans), sushi (komt uit het Japans) en mammoet (komt ...
Het Franse woord is ontleend aan Noord-Italiaans salada, salata (Italiaans insalata) 'het ingelegde, ingemaakte', oorspronkelijk 'het gezoutene', zelfstandig gebruik van het verl. deelw.
salamander 'vuursalamander' [1270-90; VMNW]. Via Latijn salamandra 'id. ' ontleend aan Grieks salamándra 'id. ', dat vrijwel zeker een voor-Grieks leenwoord is.
Maar online is niet zomaar een bijvoeglijk naamwoord. Je zou het haast vergeten, maar dit bijvoeglijk naamwoord is natuurlijk een Engels leenwoord. En daarvoor geldt dat het in samenstellingen toch vaak aaneen wordt geschreven.
De meeste Nederlandse leenwoorden zijn te vinden in onze voormalige koloniën. "In het Indonesisch is het aantal Nederlandse leenwoorden het grootst, daar zijn we op 5500 woorden gestuit", legt Van der Sijs uit. "Daarna volgende het Sranan Tongo uit Suriname en het papiamento op de Antillen.