Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.
Als uw bloedgroep Rhesus D negatief of Rhesus C negatief is, kan uw lichaam antistoffen gaan aanmaken tegen het bloed van uw kindje. Tijdens de zwangerschap kan bloed van het kind in het bloed van de moeder komen. Bij de geboorte is de kans dat dit gebeurt zelfs vrij groot.
Iedereen heeft van de rhesusfactor-genen één kopie van de moeder en één kopie van de vader gekregen.
6,8% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-negatief (O-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam in Nederland, maar het voordeel is dat patiënten met alle bloedgroepen bloed van donors met bloedgroep 0-negatief kunnen ontvangen. Ze worden daarom ook wel universele donors genoemd.
Beleid bij bloedgroep Rhesus (D)-negatief. Bij zwangere vrouwen wordt de Rhesus D-bloedgroep bepaald. Vrouwen met bloedgroep Rhesus D-negatief krijgen tijdens de zwangerschap extra aandacht. In Nederland is ongeveer 15% van de inwoners RhD -negatief (zij zijn zelden tegelijkertijd ook Rhc-negatief ).
Als een zwangere vrouw die rhesus negatief is een rhesus positief kind verwacht, kan dat problemen opleveren. Tijdens de zwangerschap en bevalling kunnen er namelijk rode bloedcellen van het kind in de bloedbaan van de moeder terechtkomen.
Resusantagonisme is een aandoening waarbij de rode bloedcellen van de baby afgebroken worden door de antistoffen (afweerstoffen) van de moeder. De aandoening kan alleen ontstaan bij moeders die resus-D-negatief zijn en die zwanger zijn van een kind dat resus-D-positief is.
38,2% van de Nederlanders heeft deze bloedgroep. Wat is de zeldzaamste bloedgroep? Bloedgroep AB-negatief komt het minst voor in Nederland. 0,5% van de Nederlanders heeft deze bloedgroep.
Rh-null – ook wel 'gouden bloed' genoemd, is de zeldzaamste bloedgroep op aarde. Bloedgroepen worden ingedeeld in vier hoofdgroepen: A, B, AB en 0 (ook wel O). Deze vier worden primair bepaald door antigenen, die op het oppervlak van de rode bloedcellen zitten.
Wie A positief of A negatief is, heeft volgens een recente studie in de American Journal of Epidemiology 20 procent meer kans op maagkanker dan types B of O. Het immuunsysteem van types A zou immers sterker reageren op de H. pylori-bacterie, waardoor het risico op maagkanker verhoogt.
Extra aandacht voor Rhesus D-negatief of Rhesus c-negatief
Er zijn twee groepen vrouwen die een iets grotere kans lopen om antistoffen tegen bloedgroepen te maken. Dat zijn vrouwen die Rhesus D-negatief zijn en vrouwen die Rhesus c-negatief zijn. Zij hebben tijdens de zwangerschap extra aandacht nodig.
De resusfactor is een eiwit dat zich op de rode bloedcellen kan bevinden en daarmee een deel van de bloedgroep bepaalt. Wanneer dit eiwit aanwezig is op de rode bloedcellen ben je resuspositief. Zonder dit eiwit ben je juist resusnegatief.
Welke bloedgroep je hebt wordt vooral beïnvloed door erfelijkheid. Je ouders geven je beide een gen mee: A, B of O.Deze combinatie bepaald jouw bloedgroep. Geeft je vader bloedgroep A mee en je moeder bloedgroep B, dan ontstaat bloedgroep AB.
AB is de zeldzaamste bloedgroep. Donoren met de bloedgroep AB-positief ontvangen iets minder vaak een oproep, juist omdat dit een relatief zeldzame bloedgroep is en er dus minder vraag naar is. Bloedgroep AB-positief kan over het algemeen van iedereen bloed ontvangen.
Welke bloedgroep uw baby heeft, hangt af van uw bloedgroep en die van de vader. Heeft u bijvoorbeeld bloedgroep A en de vader bloedgroep O, dan krijgt uw baby bloedgroep A of O. Maar ook als u beiden A heeft, kan de bloedgroep van uw baby A of O zijn.
4) 85% van de Nederlandse bevolking heeft in het bloed de Rhesusfactor, is Rhesus-positief (Rh+). Het allel voor de Rhesusfactor is dominant over het allel “geen Rhesusfactor”. De ABO- bloedgroep en de Rhesusfactor erven onafhankelijk over.
Zo komt bij mensen van Afrikaanse origine vaak bloedgroep A voor en bij Aziaten komt vaak bloedgroep B voor.
Ouders hebben bloedgroep A en bloedgroep B. Ouders hebben bloedgroep A en bloedgroep AB. Ouders hebben bloedgroep AB en bloedgroep O.
23% meer risico op een infectie met het virus (SARS-CoV-2) voor mensen met bloedgroep A; 23% minder risico voor mensen met bloedgroep O.
Bloedgroep O-positief
38,2% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-positief (0+). Deze bloedgroep komt het vaakst voor in ons land. Als je bloedgroep 0-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep 0-positief, A-positief, B-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
De meeste zeldzame bloedgroep in Nederland zijn de bloedgroepen: B-, AB+ en AB-. Deze drie bloedgroepen samen zijn goed voor maar 5% van de Nederlandse bevolking.
Bij 15% is de rhesusfactor negatief. Omdat dit gevolgen voor het kind kan hebben, is extra bloedonderzoek rond 30 weken en na de bevalling nodig. Meer informatie vindt u verderop in deze brochure. Irregulaire antistoffen Irregulaire antistoffen zijn normaal niet in het bloed aanwezig.
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
Minder dan 1% van de zwangere vrouwen die rhesus negatief zijn krijgt te maken met deze antistoffen. Bij je baby wordt dit ook wel de rhesusziekte genoemd. Deze ziekte zorgt voor bloedarmoede, wat ervoor kan zorgen dat je baby geel ziet. Dit zie je dan meestal gelijk na de geboorte.