Tegengestelde voegwoordenGeven aan dat er sprake is van een tegenstelling tussen twee zinnen. Voorbeelden van tegengestelde voegwoorden zijn: 'maar', 'hoewel', 'ofschoon' en 'ondanks dat'.
tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert.
Dat heeft te maken met de woordsoort van de woorden: maar is een voegwoord en echter een bijwoord.
Met 'maar' wordt een soort tegenstelling bedoeld: 'Je zegt dat nou wel, maar ik weet niet of het wel zo is'. Of 'Je bedoelt het goed, maar ik doe het toch anders'. In veel gevallen ontkracht het woordje 'maar' het voorgaande.
Maar echter is ook een bijwoord dat bij de hele zin hoort, en dus ook een andere plaats kan krijgen in de zin (1b en 1c). Het is een zogenoemd voegwoordelijk bijwoord.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus' en 'of'.
Vóór voegwoorden:
Meestal verstandig om een komma te plaatsen voor: als, hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl. Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de informatie vertrouwelijk was.
Tegenstelling. Signaalwoorden: maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.
Gebruik het woord op de juiste manier: alleen als je er echt een tegenstelling mee wilt aanduiden. Gaat het niet om een tegenstelling, dan verwar je de lezer er juist mee.
De schrijfster noemt ook dat 'zeg maar' wordt gebruikt om een slag om de arm te houden, het geeft een veilig gevoel. Dit klopt dan voor de stotterende mens weer wel. Spanning voelt niet veilig. Deze gevoelens uit de weg gaan door vermijdingsgedrag geeft, meestal tijdelijke, veiligheid.
Voor het nevenschikkende voegwoord maar wordt meestal een komma gezet. De Argentijn probeerde te koppen, maar kreeg een duw tegen zijn schouder en zag de bal net naast gaan.
Zelfstandig naamwoord
De maar van jouw voorstel is dat ik het moet betalen. Zij gaven na veel mitsen en maren toch toestemming.
echter: maar, doch, toch, evenwel, nochtans, niettemin, desniettemin, desalniettemin, desondanks, alevel, intussen, ondertussen.
Een tegenstelling is een stijlfiguur. Het houdt in dat twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen. Een voorbeeld van een tegenstelling is: 'In de stille kamer knettert zij van woede'. In deze zin zijn 'stil' en 'knettert' de woorden die de tegenstelling vormen.
De 'ja, maar … ' wordt vaak gebruikt om op een indirecte manier nee te zeggen. Zinnen met 'ja, maar…' hebben een ontkennend en ontmoedigend effect. Wanneer iemand telkens 'ja, maar …' zegt, ervaar je dat diegene niet echt openstaat voor jouw inbreng.
De correcte spelling is maar liefst.
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
In veel teksten worden oorzaak en gevolg aangegeven. Er gebeurt iets om een reden. Die reden is dan al eerder in de tekst aan bod geweest. Signaalwoorden die oorzaak en gevolg aanduiden zijn: want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, dat heeft alles te maken, door, op grond van, ten gevolge van, als gevolg van.
Er zijn vier manieren waarop het verband tussen alinea's kan worden aangegeven: door het gebruik van een signaalwoord; door herhaling; door overgangszinnen met een verwijzing; door aankondigende zinnen.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.