De vrouwelijke vorm gebruik je uitsluitend voor de vrouw. Je zegt dus leraar tegen een mannelijke leraar, en leraar óf lerares tegen een vrouwelijke.
docent = Ia de docent zelfst. naamw. (m.) Uitspraak: [doˈsɛnt] Verbuigingen: -en (meerv.)
Veel de-woorden worden in de praktijk gebruikt om zowel mannen, vrouwen als non-binaire personen aan te duiden. Voorbeelden zijn arts, beklaagde, blinde, getuige, leerkracht, ouder, persoon, verpleegkundige. Sommige van die woorden, bijvoorbeeld arts, zijn van oorsprong mannelijk.
Neem de zin: "Er was een 'docent' die dit wel geregeld deed." In deze zin refereer ik naar iets. Het was in dit geval een vrouwelijk docent (docente) maar hier wil ik niet de nadruk op leggen. De nadruk moet liggen op het feit dat die persoon het deed.
Bij dokter (m/v) en arts (m/v) zijn zowel de mannelijke als de vrouwelijke voornaamwoorden correct.
Het woord dokteres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Voor een vrouw die een bepaalde functie uitoefent, is in het Nederlands vaak zowel een grammaticaal vrouwelijke benaming (bijvoorbeeld directrice, neurologe, journaliste, lerares, verpleegster) als een grammaticaal mannelijke benaming (bijvoorbeeld directeur, neuroloog, journalist) als een genderoverkoepelende benaming ...
Sommige de-woorden zijn mannelijk, bijvoorbeeld bal, film, strijd. Andere zijn vrouwelijk, bijvoorbeeld informatie, regering, gunst. Een groot aantal de-woorden kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor stad, vaas, school, deur, taal, groep en jas.
Gemeenteraad is een mannelijk woord. Naar mannelijke woorden verwijzen we in de regel met zijn. In de praktijk wordt naar verzamelnamen zoals raad, dienst of bond ook geregeld met haar verwezen, ook door standaardtaalsprekers.
Onzijdige woorden zijn goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Daaraan kun je het dus niet zien. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een woord mannelijk of vrouwelijk is; je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org.
Directrice is de grammaticaal vrouwelijke vorm. Die kan alleen gebruikt worden voor vrouwen. Directrice wordt van oudsher vooral gebruikt in de context van scholen en verzorgingsinstellingen en wordt door sommigen als minder prestigieus ervaren dan de mannelijke vorm.
Waar gaat het fout? In het Nederlands is het lastig te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord. Woorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig.
Leraar is meer algemeen, net als meester. Een profeet is ook een leraar en en je kan in je leven ook een meester kiezen om je de weg te wijzen. Wel een leraar maar geen docent. Docent wordt gebruikt voor leraren die aan grote groepen studenten lesgeeft.
Antwoord. Een leraar geeft les in het secundair onderwijs, een professor in het hoger onderwijs.
Universitair docent (ud) is een academisch docent aan een Nederlandse universiteit. Voor 1985 werd een universitair docent wetenschappelijk medewerker genoemd.
Het is 'de universiteit', want universiteit is vrouwelijk.
Naar onzijdige woorden (het-woorden) verwijs je niet met haar, maar met zijn. Daarom is Amsterdam en zijn grachten goed. Ook namen van dorpen en landen zijn onzijdig. Daarom is juist: Bunnik en zijn inwoners, België en zijn bijzondere bieren en Nederland en zijn Deltawerken.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Zelfstandige naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn onzijdig. Altijd. College is dus een onzijdig woord.
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het. Soms hebben woorden twee geslachten, bijvoorbeeld én mannelijk én vrouwelijk, of én vrouwelijk én onzijdig. Als het woord én onzijdig is én daarnaast mannelijk of vrouwelijk, kun je kiezen of je er de of het voor zet.
Een timmerman of timmervrouw is een vakman of -vrouw die zich meestal beroepsmatig met houtbewerking bezighoudt.
Gebruik genderneutrale varianten als die er zijn.
Moeten zowel de mannelijke als de vrouwelijke beroepsbeoefenaar worden aangeduid, dan gaat de voorkeur dus uit naar de genderneutrale variant, zoals leerkracht, leidinggevende en verloskundige.
slagerin of slageres, slagerij is vrouwlijk volgens woordenboek maar dat is alles omvattend.