Ik word en word ik zijn allebei zonder t. Als je de ik-vorm van een werkwoord vormt in de tegenwoordige tijd, voeg je geen t toe aan de stam. Het maakt niet uit of het onderwerp ik vóór of achter het werkwoord (de persoonsvorm) staat.
Soms willen we elkaar een opdracht geven door taal. Bijvoorbeeld als je wil dat een coach je iets uitlegt, kun je 'leg me dit uit' zeggen. In het Nederlands gebruiken we hiervoor de gebiedende wijs voor. In het enkelvoud heeft deze dezelfde vorm als de ik-vorm (zoals bij 'leg me dit uit').
Als er een hoofdpersoon "ik" voor of achter het werkwoord staat, dan gebruik je de ik-vorm van het werkwoord. Als er een hoofdpersoon "je/jij" achter het werkwoord staat, dan gebruik je de ik-vorm van het werkwoord.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Als het gaat om de ik-vorm, schrijf je het werkwoord altijd alleen met een -d. De ik-vorm is namelijk (bijna) hetzelfde als de stam. Daarover vertellen we je verderop in dit artikel meer. Als het gaat om de hij-/zij- of het-vorm schrijf je -dt.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Hoe moet ik een samenstelling met het woordje ik schrijven: ik-vorm of ikvorm? Sinds de spelling-2005 is ik-vorm de juiste vorm. Schrijf dus ook wij-vorm en het-woord.
I is afkomstig van het Oudengels (OE) ic , dat op zijn beurt was ontstaan uit de voortzetting van het Proto-Germaans *ik en ek; de asterisk duidt op een niet-bevestigde vorm, maar ek werd wel bevestigd in de inscripties van het Oude Futhark (in sommige gevallen met name de variant eka; zie ook ek erilaz).
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
De gebiedende wijs in het Engels wordt over het algemeen gebruikt om een bevel te geven, iemand aan te sporen iets te doen, een waarschuwing te geven of instructies te geven. Er zijn verschillende onderscheidende vormen van de gebiedende wijs in het Engels: bevestigend, ontkennend en vermanend , evenals de meer hartelijke manieren om een bevel uit te drukken.
In een verhaal in het ik-perspectief waar de 'belevende ik' wordt gebruikt, wordt door de ik-persoon gesproken alsof hetgeen waar hij over vertelt op dit moment gebeurt. Hier wordt dus gesproken in de ik-vorm en de tegenwoordige tijd.
Als je de ik-vorm van een werkwoord vormt in de tegenwoordige tijd, voeg je geen t toe aan de stam. Het maakt niet uit of het onderwerp ik vóór of achter het werkwoord (de persoonsvorm) staat.
Blijkbaar was " ic " het eerste persoon enkelvoud subject pronoun in het Engels tot ongeveer de 12e eeuw. Het woord werd ingekort tot "I" tussen ongeveer 1100 en 1200.
U is een Nederlands persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon.
D of t in de tegenwoordige tijd
– De ik-vorm is (bijna) gelijk aan de stam (hele werkwoord –en). – De jij/zij/hij/het-vorm is de ik-vorm +t. – De wij/zij-vorm is gelijk aan het hele werkwoord.
In de tegenwoordige tijd krijgen werkwoorden die je vervoegt in de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t. Ik loop en hij loopt. En als de stam van het werkwoord eindigt op een d, krijg je dt: ik vind, hij vindt.
Bel aan, en verwelkom je buren, zeg wie je bent, waar je woont en wat je doet. Geef de newbies ook wat inzicht in de buurt: waar je de beste plekjes vindt, en welke buren je best vermijdt op maandagochtend. Maar hou het vooral licht en kort. En stel ook wat vragen.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Dubbel-d of dubbel-t? Je schrijft de verleden tijd dus door de(n) of te(n) achter de ik-vorm van het werkwoord te zetten. Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm op een d of t eindigt, krijg je dus dubbel-d of dubbel-t: ik antwoord – ik antwoordde – wij antwoordden; ik sport – ik sportte – wij sportten.