Het antwoord is: het huis.
Onzijdige woorden zijn goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Daaraan kun je het dus niet zien. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een woord mannelijk of vrouwelijk is; je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org.
Een gebouw is onzijdig.
De zelfstandige naamwoorden worden traditioneel verdeeld in vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden. Vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden; onzijdige zelfstandige naamwoorden zijn het-woorden.
Verklaring 1: in het Nederlands kun je het woord studenten voor zowel mannen als vrouwen gebruiken.
Onzijdige woorden hebben 'het' als lidwoord. Daardoor zijn ze gemakkelijk te herkennen. Het bezittelijk voornaamwoord van een onzijdig zelfstandig naamwoord is 'zijn' en het verwijswoord is 'het'. Het aanwijzend voornaamwoord is 'dit' of 'dat'.
Het antwoord is ð
Het antwoord is: het huis.
Een huis, woning of (Vlaams) woonst is een bouwwerk waarin mensen kunnen wonen. Hier gaat het om een (deel van een) gebouw dat muren rondom een binnenruimte heeft, evenals een dak. Een huis biedt bescherming tegen neerslag, wind, extreme temperaturen en tegen mogelijk binnendringende mensen of dieren.
Is het de of het huis? De enige vorm van 'huis' welke als correct gezien kan worden is 'het huis'. Gebruik je huis in combinatie met het lidwoord 'de', dan zal dit niet als correct gezien worden.
Verwijswoorden en woordgeslacht
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Het is 'de vlieg', want vlieg is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die vlieg'.
Groot, groter, grootst
Meer dan een derde van de huizen heeft een oppervlakte van minstens 250 en maximaal 500 vierkante meter. In Renkum is een huis ruim 3,5 keer zo groot als een woning in Amsterdam.
Wat is de WOZ-waarde van een woning? U kunt de WOZ-waarde van uw huis inzien via het WOZ-waardeloket. Als huizenbezitter ontvangt u ieder jaar een brief (beschikking) van uw gemeente met de nieuwe WOZ-waarde. Meer informatie leest op de pagina WOZ-waarde.
appartement, behuizing, domicilie, flat, honk, huis, onderdak, tehuis, thuis, verblijf, verblijfplaats, woon, woongelegenheid, woonhuis, woonplaats, woonruimte, woonst.
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het. Soms hebben woorden twee geslachten, bijvoorbeeld én mannelijk én vrouwelijk, of én vrouwelijk én onzijdig. Als het woord én onzijdig is én daarnaast mannelijk of vrouwelijk, kun je kiezen of je er de of het voor zet.
Het is 'de huid', want huid is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die huid'.
Is het de of het tafel
In de Nederlandse taal gebruiken wij de tafel.
Verwijs je naar een de-woord of een meervoud, dan is deze of die juist. Verwijs je naar een het-woord of naar iets onbepaalds, dan is dit of dat juist.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. “Deskresearch” is mannelijk (m) en “originaliteit” is vrouwelijk (v). Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord. Er zijn ook woorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn, zoals “vlag”.
Volgens Jan Renkema is de keuze tussen de betrekkelijke voornaamwoorden 'dat' en 'wat' afhankelijk van de bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord. Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'.