Het voorzetsel of bijwoord hoort bij het woord dat of de woordgroep die erop volgt. Er, hier, daar of waar kan als los bijwoord van plaats worden gebruikt, met de letterlijke betekenis: 'op die/deze plek, op welke plek'. Het voorzetsel of bijwoord dat erop volgt, maakt deel uit van een ander zinsdeel.
bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij. bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.
Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, binnen, boven, buiten, dankzij, door, gedurende, in, langs, naar, nabij, om, omstreeks, over, per, qua, rond, sinds, te, tegen, tegenover, tot, tussen, uit, van, vanaf, vanuit, via, volgens, voorbij, wegens, zonder.
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
We schrijven hiervoor aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier voor in twee woorden.
De bijwoorden er, daar, hier en waar schrijf je meestal vast aan het voorzetsel dat erachter staat (zie punt 3 voor uitzonderingen). Die combinatie van er + voorzetsel verwijst dan naar iets in de zin of de context. 'Er/daar/hier/waar + voorzetsel' betekent iets als 'voorzetsel + dat/dit/wat'.
hiervoor. hiervoor bijwoord Uitspraak: [ 'hirvor ] Afbreekpatroon: hier·voor 1) voor wat je noemt of voor dat waar je naar wijst Voorbeelden: 'Dit beeld is een mooie achtergrond, we gaan hiervoor staan voor de foto. ' , 'Het is versleten, hiervoor krijg je niet veel geld.
Een voorzetsel is een woord dat niet zelfstandig voorkomt, maar dat je (meestal) ergens vóór zet. Het hoort altijd bij een (voor-)naamwoord en is meestal het begin van een zinsdeel. Een voorzetsel kun je bij de kooi of de vakantie zetten, waarmee het dan een compleet zinsdeel vormt.
De achtergeplaatste voorzetsels terug en geleden duiden beide aan dat de genoemde tijd verstreken is sinds een bepaalde gebeurtenis. Zes jaar terug (geleden) werd Michael veroordeeld betekent dus dat er zes jaar verstreken zijn sinds Michael werd veroordeeld.
gisteren = bijwoord (van tijd) op = voorzetsel.
Enkele veelvoorkomende voorzetsels zijn aan, achter, bij, in, met, naar, op, tegen en voor: Het schilderij hangt aan de muur. De tuin ligt achter het huis.
Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen wordt verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen.
Er wordt aan het voorzetsel vast geschreven als er geen woorden tussen komen. Voorbeeld: Heb je al met Word gewerkt? - Ja, ik heb ermee gewerkt /Ja, ik heb er vaak mee gewerkt.
Wat zijn voorzetsels? Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens…
We schrijven hierin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier in in twee woorden.
Bijwoorden. Een bijwoord geeft meer informatie over een ander woord in de zin. In de zin 'Zij woont hiernaast' is 'hiernaast' het bijwoord dat meer informatie geeft over het wonen.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan.
We schrijven dankzij in één woord als het om het voorzetsel gaat. Dankzij betekent 'door', 'met dank aan'. Dankzij jouw hulp heb ik deze moeilijke opdracht kunnen uitvoeren.
Het voorzetsel 'vanwege' is ontstaan uit 'van' + zelfst.naamwoord in de tweede naamval + 'wege', een derdenaamvalsvorm van 'weg', bijv.van des konings wege.
In sommige gevallen ontstaat een fout doordat een ander woord als voorzetsel lijkt te worden gebruikt. In voorbeeld (10) bijvoorbeeld, lijkt 'voorafgaand' als voorzetsel te zijn gebruikt, doordat hier het echte voorzetsel 'aan' ontbreekt: 'Voorafgaand aan het interview'.
Daarin is 'naar beneden' het voorzetselbijwoord: het werkt zowel als een voorzetsel (achterin de zin), als een bijwoord.
In Nederland wordt ook geregeld het voorzetsel rondom gebruikt in de betekenis 'over, betreffende'.
Eveneens en tevens zijn synoniemen van ook, maar het zijn vrij formele woorden. Het is aan te bevelen ze te vervangen door het neutrale woord ook. U kunt ook energie besparen door de muren te isoleren.
Hem is de voorwerpsvorm.
Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
De juiste schrijfwijze is: ervan uitgaan, ik ga ervan uit. De regel is: schrijf voorzetsels (zoals van en uit) aan een voorafgaand of volgend woord vast als het voorzetsel niet hoort bij een ander woord.