Het golgi-apparaat is een organel en het 'verpakkingsapparaat' van de cel. Het golgi-apparaat staat in nauw contact met het
Een cel bestaat uit een plasmamembraan met daarin verschillende organellen. Organellen zijn kleine orgaantjes met allemaal een eigen functie. We hebben organellen zoals de celkern (nucleus), mitochondriën, ribosomen, het endoplasmatisch reticulum, het golgi apparaat, lysosomen en het cytoskelet.
In dierlijke cellen tref je de volgende organellen aan: De celmembraan, ook wel eenheidsmembraan genoemd. De celmembraan vormt de buitenzijde van de cel en houdt de onderdelen van de cel bij elkaar.
Plantencellen bevatten net als bacteriën en schimmels een celwand. De celwand behoort niet tot de levende cel. De celwand is dood en geeft stevigheid aan de plantaardige cel. De celwand kan geen stoffen tegenhouden.
Een ribosoom is een bolvormige organel met er omheen een laagje met veel chromatine. Chromosomen en chromatiden zijn opgebouwd uit chromatine, dat vooral bestaat uit zeer lange strengen DNA (desoxyribonucleïnezuur) materiaal en histonen (chromosoom-eiwitten). Ribosomen zorgen voor de aanmaak van eiwitten in cellen.
Het golgi-apparaat is een organel en het 'verpakkingsapparaat' van de cel. Het golgi-apparaat staat in nauw contact met het endoplasmatisch reticulum (ER). De eiwitsynthese vindt plaats in de ribosomen op het ruw endoplasmatisch reticulum (ER).
Organellen zijn betrokken bij veel vitale celfuncties. Organellen in dierlijke cellen omvatten de kern, mitochondriën, endoplasmatisch reticulum, Golgi-apparaat, vesikels en vacuolen. Ribosomen zijn niet omgeven door een membraan , maar worden in eukaryotische cellen nog steeds vaak organellen genoemd.
De termen cytosol en cytoplasma worden vaak synoniem gebruikt, maar zijn strikt genomen verschillend. Het cytoplasma omvat bij eukaryoten namelijk ook de organellen, zoals het mitochondrion of de ribosomen. In het cytoplasma vinden veel verschillende cellulaire processen plaats.
Niet echt, maar ja , sommige organellen zoals endoplasmatisch reticulum, mitochondria, Golgi-apparaat etc. worden in alle eukaryotische cellen aangetroffen, maar chloroplasten worden alleen in plantencellen aangetroffen en centriolen zijn alleen aanwezig in dierlijke cellen. OPMERKING: Prokaryotische cellen dragen geen celorganellen.
Golgi-systeem
In dit celonderdeel worden aangemaakte eiwitten omgevormd tot een eindproduct, de werkzame stof. Het golgi-systeem bestaat uit sterk geplooide membramen. Zodra een eiwit klaar is, wordt het door een transportsysteem naar de juiste plaats in de cel gebracht.
De grootste organellen, zoals de celkern en vacuole, zijn over het algemeen duidelijk zichtbaar onder een traditionele lichtmicroscoop.
Een peroxisoom (ook: peroxysoom) is een celorganel in een eukaryote cel. Een enkel membraan sluit het af van het cytosol (interne vloeistof van een cel). Christian de Duve ontdekte deze celorganellen in 1965. Peroxisomen ontstaan door binaire deling.
Anthocyanen worden gesynthetiseerd in het cytoplasma van de plantencel en vervolgens opgeslagen in de vacuole, een ander type organel. Ze zijn geen zelfstandige structuren en kunnen niet op zichzelf bestaan buiten de cel, in tegenstelling tot plastiden die hun eigen DNA hebben en in staat zijn tot zelfreplicatie.
Celorganellen zijn de onderdelen van de cel. Hieronder zie je een aantal organellen van de cel. In de bijbehorende les worden de functies van deze organellen uitgelegd. Op de site van bioplek.org staat ook veel relevante informatie over de celorganellen als: Golgi, celmembraan, ER, celkern, Ribosomen en mitochondriën.
organel, een van de gespecialiseerde structuren binnen een cel die een specifieke functie vervullen (bijv. mitochondriën, ribosomen, endoplasmatisch reticulum). Organellen in eencellige organismen zijn het equivalent van organen in meercellige organismen .
Het grote verschillen tussen de eukaryoten en de prokaryoten is dat de prokaryoten geen organellen hebben die omgeven zijn door een membraan. Daarnaast hebben de prokaryten ook geen celkern. Porokaryoten bevatten als organellen wel ribosomen.
Niet alle eukaryotische cellen hebben elk van de hieronder vermelde organellen . Uitzonderlijke organismen hebben cellen die niet over enkele organellen beschikken (zoals mitochondriën) die anders als universeel voor eukaryoten zouden kunnen worden beschouwd. De verschillende plastiden, waaronder chloroplasten, zijn verdeeld over sommige, maar niet alle eukaryoten.
Cytoplasma is de gelatineuze vloeistof die de binnenkant van een cel vult . Het bestaat uit water, zouten en verschillende organische moleculen. Sommige intracellulaire organellen, zoals de kern en mitochondriën, worden omgeven door membranen die ze scheiden van het cytoplasma.
Endoplasmatisch reticulum (ER): Transporteert eiwitten en produceert lipiden. Golgi-apparaat: Modificeert, sorteert en verpakt eiwitten voor transport. Peroxisomen: Breekt vetzuren af en neutraliseert giftige stoffen. Cytoskelet: Geeft de cel structuur en vorm en is betrokken bij celbeweging.
De celkern (nucleus) ligt in het cytoplasma van de cel en is het informatie- en besturingscentrum van de cel. De celkern is het organel in de cel, waarin de erfelijke informatie (DNA) is opgeslagen.
Een cel heeft een membraan, een soort schil die de cel omsluit. In deze schil liggen verschillende onderdelen van de cel, deze onderdelen worden ook wel organellen genoemd. De celkern, maar ook de mitochondria zijn voorbeelden van deze organellen.
Bacteriën en virussen
Een bacterie bestaat uit een cel met daarin een aantal organellen.
Het mitochondrium is een boonvormig organel, dat aan de cel energie levert. De meeste cellen in je lichaam bevatten 500 tot 2.000 mitochondriën. Mitochondriën zijn omgeven door twee membranen.
Ribosomen zijn de belangrijkste celorganellen en bestaan uit RNA en eiwitten.
Lysosomen bevatten verteringsenzymen (lysosomale enzymen), die in de cel zelf door het endoplasmatisch reticulum (ER) en het golgi-apparaat zijn gemaakt. De opbouw (synthese) van de lysosomale enzymen vindt plaats op de ribosomen, die aanwezig zijn aan de buitenkant van het ruw endoplasmatisch reticulum (ER).