Het is namelijk niet 'verkoopster gevraagt' (met een t) maar 'verkoopster gevraagd' (met een d). Die fout ontstaat omdat je het verschil niet hoort in de uitspraak van de d of de t aan het einde van een woord.
Vragen heeft sterke verledentijdsvormen: vroeg en vroegen. Het voltooid deelwoord van vragen is gevraagd.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal. Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen.
van 'kennen' is 'kende'. O.V.T. van 'kunnen' is 'kon'.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Gevraagd is hier een voltooid deelwoord. Eigenlijk staat er namelijk: Voor deze winkel wordt een verkoopster gevraagd.
deelw.) Als je niet aan hun eisen voldoet, komen ze de boel even verbouwen. 1) Aanbouwen 2) Aankweken 3) Aanplanten 4) Een pak slaag geven 5) Fokken 6) Genereren 7) Grondig vernielen 8) Herbouwen 9) In elkaar slaan 10) Kort en klein slaan 11) Kwe...
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
Wordt is juist: 'Dit wordt je vast niet kwalijk genomen. ' De twijfel in dit soort zinnen wordt veroorzaakt doordat je achter de persoonsvorm staat. Er bestaat immers een regel die zegt: als je onderwerp is en achter de persoonsvorm staat, wordt er geen t toegevoegd.
Stomverbaasd = 1) Beduusd 2) Ontdaan 3) Onthutst 4) Ontsteld 5) Ontzet 6) Overbluft 7) Paf 8) Perplex 9) Sprakeloos 10) Sprakeloos van verwondering 11) Stom 12) Stupéfait 13) Verbaasd 14) Verbijsterd 15) Verbluft 16) verbouwereerd 17) Zeer...
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord een medeklinker is en in 't kofschip zit, krijgt het voltooid deelwoord een t als uitgang. Zit de laatste letter van de stam niet in 't kofschip of is dit een klinker, dan krijgt het voltooid deelwoord een d als uitgang.
Bij verven is dat de V. Komt de V voor in 't (TAXI)KOFSCHIP? Nee. Dus eindigt het voltooid deelwoord van verven (hij heeft geverfd) met een D, en niet met een T.
Een woord eindigt dus op dt als de ik-vorm op een d eindigt en de hoofdpersoon een extra t verdient, net als bij 'hij loopt'. Maar let op: 'je' erachter zegt niet alles! Veel mensen denken: als 'je' achter het werkwoord staat, krijgt het werkwoord geen t.
Ga je iets proeven dan gebruik je dat woord. Ben je iets aan het proeven dan zeg je: “Het smaakt naar..”.
Antwoord. In het enkelvoud is zowel de regelmatige vorm wilde als de onregelmatige vorm wou gebruikelijk. Wou wordt in Nederland als informeler beschouwd. In het meervoud is wilden de neutrale en veruit de gebruikelijkste vorm.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.