In geval van twijfel over de precieze vorm kan men in verzorgde schrijftaal daarom het best hen gebruiken. Als alternatief voor hen/hun kan ze worden gebruikt. Ze is wat informeler dan hen en hun. Als ik ze ('hen') vanmiddag zie, geef ik ze ('hun') een ijsje.
“Hun” kun je gebruiken als bezittelijk voornaamwoord. Dan verwijst het woord altijd naar meerdere personen. Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken.
De correcte vorm is bij jou thuis. Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij jou nader bepaalt: 'niet bij jou op het werk of bij jou op school, maar bij jou thuis'.
Hen is goed in bijvoorbeeld 'Ik deed het voor hen' en 'Ik bedankte hen.' Hun is goed in bijvoorbeeld 'Ik vertelde hun de waarheid' en 'Het werd hun te veel.' Hieronder staan de regels voor het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden hen en hun.
Je gebruikt hun als een meewerkend voorwerp, bijvoorbeeld in de zin: Ik geef hun nog een kans. Je gebruikt hen als een lijdend voorwerp, bijvoorbeeld in de zin: Ik geloof hen. Als je twijfelt, kun je in beide gevallen hun en hen vervangen door ze. Kijk hieronder voor het overzicht van de regels met voorbeelden.
gebruikt, meestal als object van een werkwoord of voorzetsel, om te verwijzen naar mensen, dingen, dieren, situaties of ideeën die al genoemd zijn : Ik ben mijn sleutels kwijt. Ik kan ze nergens vinden. Het zijn zij. Ze zijn hier.
Is hun hebben tegenwoordig ook goed? Nee, hun als onderwerp (hun zijn, hun doen, hun zeggen, hun hebben, enz.)geldt nog steeds als een flinke taalfout. Een zin als 'Hun hebben dat gedaan' is volgens de taalnorm nog steeds een ernstige en lelijke fout.
In gesproken taal wordt vaak als gebruikt in plaats van dan. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in geschreven taal. Hij is ouder dan ik. Ze is veel energieker dan ik.
In de spreektaal is het meestal hen, ze of die. De regels voor hen en hun zijn niet alleen lastig en kunstmatig, ook is niet altijd duidelijk welke naamval bij een werkwoord hoort. Gebruik in twijfelgevallen hen of ze.
De correcte vorm is bij u thuis. Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij u nader bepaalt: 'niet bij u op het werk of bij u op school, maar bij u thuis'. Op dezelfde manier zeggen we ook bij mij thuis, bij hem thuis of bij Lisa thuis.
In principe hetzelfde, maar met een paar kleine contextuele nuances. "Ik ben thuis" kan zowel betekenen "Ik ben momenteel in mijn huis" als "Ik ben net thuisgekomen." Het laatste wordt meestal gezegd kort nadat je thuis bent gekomen om aan te kondigen dat je er bent. "Ik ben thuis" wordt meestal gezegd als reactie op een vraag waar je bent.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Ik geef het hen/hun. –> iemand iets geven –> ja, kan –> Ik geef het hun. Ik nodig hen/hun uit –> iemand iets uitnodigen –> nee, kan niet –> Ik nodig hen uit.
Bijvoorbeeld: Jij bent jonger dan ik (ben), en niet Jij bent jonger dan mij* (ben). Jij bent jonger dan ik. Hij is minder introvert dan ik. Soufiane heeft meer likes gekregen dan ik.
Zowel "spoke to" als "spoke with" zijn correct , maar ze hebben iets andere betekenissen. Wanneer u "spoke to" zegt, geeft u aan dat u iemand rechtstreeks hebt aangesproken, terwijl "spoke with" een meer conversatie-achtige uitwisseling tussen twee of meer mensen suggereert.
De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking. Bij ik en mij is die voorkeur het sterkst. Sara, Piet en ik doen niet mee aan de wedstrijd. Die cadeautjes zijn voor jou en mij.
Terwijl "myself" en "me" beide objecten zijn, is "myself" wat een speciaal object wordt genoemd. U moet "myself" en niet "me" als object gebruiken, alleen als u het onderwerp van de zin bent . Voorbeeld: Ik kon mezelf niet aankleden. Correct: U wordt gevraagd contact op te nemen met de provost of mij.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
De hoofdregels voor de keuze tussen hun en hen: Gebruik hun bij een meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel). Gebruik hen na een voorzetsel en in alle andere gevallen.
Theirs is een derde persoon meervoud bezittelijk voornaamwoord. Het wordt ook gebruikt als een genderneutraal enkelvoudig bezittelijk voornaamwoord. Het wordt soms geschreven als "their's"—met een apostrof—maar deze spelling is onjuist . Possession wordt meestal aangegeven door 's aan een woord toe te voegen, maar bezittelijke voornaamwoorden vormen een uitzondering op deze regel.
In geval van twijfel over de precieze vorm kan men in verzorgde schrijftaal daarom het best hen gebruiken. Als alternatief voor hen/hun kan ze worden gebruikt. Ze is wat informeler dan hen en hun. Als ik ze ('hen') vanmiddag zie, geef ik ze ('hun') een ijsje.
Ze liet de honden het huis binnen en gaf ze te eten . Ik kon zien dat zijn donkere sokken een streep hadden. Het vergt veel moed om je kind onder ogen te komen en hem de waarheid te vertellen. Non-binaire mensen gebruiken liever de voornaamwoorden 'zij' en 'hen'.
They en them worden altijd gebruikt in plaats van meervoudige zelfstandige naamwoorden of zelfstandige naamwoordgroepen in de derde persoon. Het fundamentele verschil tussen de twee in grammaticale termen is echter dat they een subjectpronomen is, en them een objectpronomen . They wordt gebruikt om te verwijzen naar het subject van een clausule.
Naast 'zij' en 'hij' en 'haar' en 'hem' is sinds 2016 ook het genderneutrale woord 'hen' als voornaamwoord in onze taal opgenomen. Dit kan gebruikt worden voor mensen die zich niet identificeren als man of vrouw. Mensen zoals Thorn, Nanoah en Sky.