Sinds de invoering van de BVRD spreken we overigens niet meer van een milde of lichte vorm van dyslexie. Deze termen werden in het verleden door sommigen gebruikt wanneer de uitval op lezen en/of spellen minder ernstig was.
Een kind kan nu een lichte, matige of ernstige vorm van dyslexie hebben. Maar dyslexie komt vaak niet alleen.
Er zijn verschillende factoren die de ernst van dyslexie kunnen beïnvloeden. Dit continuüm van mild tot ernstig helpt verklaren waarom dyslexie niet altijd gemakkelijk te identificeren is, waarom studenten met dyslexie verschillende niveaus van intensiteit van interventie nodig hebben en waarom ze mogelijk anders op deze interventies reageren.
Zoals eerder benoemd is dyslexie vooral gerelateerd aan leestaken en heeft het geen bewezen invloed op intelligentie.
In werkelijkheid zijn de twee – dyslexie en intelligentie – niet gerelateerd . De misvatting dat kinderen met dyslexie niet intelligent zijn, komt voort uit een paar factoren: Misinterpretatie van prestaties: aangezien dyslexie voornamelijk lezen en schrijven beïnvloedt, kunnen kinderen met dyslexie moeite hebben met academische taken.
Het antwoord hierop is ja. Het is opvallend dat er zo veel vragen zijn over het vaststellen van dyslexie bij hoogbegaafde kinderen. Dyslexie staat namelijk los van intelligentie en er is dus geen verschil met beneden gemiddeld of gemiddeld begaafde kinderen bij het vaststellen van dyslexie.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv.verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv.ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv.dt-fouten).
Natuurlijk is het mogelijk dat de drie theorieën voor verschillende individuen gelden. Er zouden bijvoorbeeld drie gedeeltelijk overlappende subtypen van dyslexie kunnen zijn, die elk een onafhankelijke bijdrage leveren aan leesproblemen: fonologisch, auditief/visueel en cerebellair .
Dyslexie is voor een deel erfelijk. Dat wil zeggen dat de kans groter is dat een kind dyslexie heeft als één van de ouders dyslexie heeft. Kinderen van wie één van de ouders dyslexie heeft, hebben ongeveer een vier keer grotere kans om dyslexie te ontwikkelen dan kinderen van wie de ouders geen dyslexie hebben.
Gebruikmaken van technologie, zoals tekstverwerkers en elektronische organizers, kan helpen bij het schrijven en organiseren van dagelijkse activiteiten . Het gebruiken van een multisensorische benadering van leren kan nuttig zijn. U kunt bijvoorbeeld een digitale recorder gebruiken om een lezing op te nemen en deze vervolgens te beluisteren terwijl u uw aantekeningen leest.
Hoewel we de precieze oorzaak dus niet weten, is wel duidelijk dat dyslexie een neurologische basis heeft. Dit houdt in dat afwijkingen in de hersenen leiden tot verstoringen in het opnemen van talige informatie. Het gaat dan vooral om de verwerking van klanken en letters, dat zich uit in moeite met lezen en spellen.
Dyslexie kan een aanzienlijk en langdurig negatief effect hebben op de normale dagelijkse activiteiten en is daarom een erkende handicap volgens de Equality Act 2010 .
Verworven dyslexie is vaak het gevolg van een hersenbeschadiging. Dit kan onder meer optreden door: Een hersenbeschadiging door een ongeval. Een infectie die de hersenen aantast, zoals een hersenvliesontsteking.
Niettemin hebben kinderen en volwassenen met milde dyslexie vaak meer moeite met het manipuleren van de klanken in woorden, inclusief rijmende woorden. Het spellingsvermogen kan onder het gemiddelde liggen en lezen kost ze vaak meer tijd.
Naast problemen met schriftelijke expressie en spelling, vertonen kinderen met sluimerende dyslexie vaak aanhoudende, zij het subtiele, problemen met lezen .
Mensen met dyslexie zijn over het algemeen goed in het waarnemen van de dingen in hun omgeving, het zien van grote gehelen maar ook van details die anderen niet altijd opvallen. De meeste dyslectici denken ook op een sterk visuele (en minder talige) manier.
Fonologische dyslexie
Het gaat over moeilijkheden bij het matchen van klanken met symbolen en het afbreken van de klanken van taal. Personen met fonologische dyslexie hebben moeite met het decoderen of uitspreken van woorden. Er wordt aangenomen dat fonologische dyslexie de meest voorkomende vorm van dyslexie is.
Jeugdigen met dyslexie hebben vooral moeite met de spelling, het aanleren en toepassen van grammaticale regels en structuren en het zien van overeenkomsten en verschillen tussen de eigen taal en de vreemde taal.
Dyslexie kun je herkennen aan verschillende kenmerken, zoals: moeite met lezen en schrijven, waardoor je heel langzaam leest of een woord vaak verkeerd leest of schrijft. moeite met het lezen van een boek of een lang artikel in de krant.
Als een kind dyslexie heeft en daarnaast ook hoogbegaafd is, dan noemen we dat een dubbeldiagnose of in in het Engels: Twice-Exceptional. Een kind heeft dan 2 kenmerken die op elkaar inwerken, maar elkaar ook maskeren. Door de hoge intelligentie zijn ze bijvoorbeeld in staat om hun dyslexie goed te compenseren.
Een test is bijvoorbeeld het hardop lezen van rijtjes woorden en ook niet bestaande woorden. En er wordt een dictee afgenomen. Ook bekijkt de onderzoeker de informatie die door de school is aangeleverd over het lezen en de spelling. Testjes die de lees- en spellingproblemen kunnen verklaren.
In feite kunnen mensen met dyslexie, ondanks hun leesvermogen, een scala aan intellectuele capaciteiten hebben. De meesten hebben een gemiddeld tot bovengemiddeld IQ , en net als de algemene bevolking hebben sommigen superieure tot zeer superieure scores. Dus onze kinderen lijken niet alleen slim. Ze *zijn* slim.
Welk deel van het brein is verantwoordelijk voor dyslexie? Onderzoekers denken dat genetisch afgeleide verschillen in de hersenen van mensen met dyslexie kunnen bijdragen aan de aandoening. Maar er is niet één specifiek deel van de hersenen dat de aandoening veroorzaakt.
100 is het gemiddelde dat overeenkomt met mavo/vmbo-denkniveau. Vanaf een score van 130 spreekt men van hoogbegaafdheid. Met een IQ score tussen de 120 en 130, wordt vaak gesproken over 'meerbegaafd'. Een score van 145 of meer valt in de categorie 'uitzonderlijk begaafd'.