Tijdens de fotosynthese vangt de plant licht op met zijn bladgroenkorrels. Hieraan hebben planten hun groene kleur te danken. In de thylakoïden zitten pigmentmoleculen. Ze gebruiken vooral rood en blauw licht en weerkaatsen het groene licht.
Vaak staan planten bekend om hun groene kleuren, vanwege de bladgroenkorrels of chlorofyl. Groen, rood en geel pigment helpen planten voornamelijk bij het aantrekken van zoveel mogelijk zonlicht. Daarna wordt het zonlicht omgezet in een chemische reactie die nodig is voor fotosynthese.
De lichtenergie, die nodig is voor de omzettingsreactie, wordt door de plant opgevangen met behulp van chlorofyl. Dit stofje zit in de plant in de chloroplasten. Chloroplasten worden ook wel bladgroenkorrels genoemd. Dankzij het stofje chlorofyl krijgen planten hun groene kleur.
Chlorofyl is een chemische stof die ervoor zorgt dat de bladeren hun groene kleur krijgen. Planten hebben zonlicht en warmte nodig om chlorofyl aan te kunnen maken. Ook de hoeveelheid neerslag heeft een invloed. Vanaf de herfst wordt er minder chlorofyl aangemaakt en verdwijnt de groene kleur stilletjes aan.
Een plant dankt zijn groene kleur aan bladgroenkorrels. De bladgroenkorrels worden ook wel chloroplasten genoemd en daarmee vangt een plant licht op om zuurstof mee te maken. De bladgroenkorrels weerkaatsen het groene licht van de zon, daarom zien wij een groene kleur bij planten.
Chlorofyl absorbeert geel en blauw licht terwijl het groen reflecteert. Omdat chlorofyl veel voorkomt in planten, hebben planten een groene kleur.
Chlorofyl is groen doordat het het rode en blauwe deel van het lichtspectrum absorbeert: alleen groen licht wordt teruggekaatst. Fotosynthese in chloroplasten is een biochemische reactie waarbij uit koolstofdioxide en water, glucose en zuurstof worden gevormd.
De prikbelletjes in limonade of cola bestaan uit koolstofdioxide. Koolstofdioxide wordt ook wel koolzuurgas genoemd. Koolstofdioxide neemt de plant op met zijn huidmondjes in de bladeren.
Planten halen hun energie uit zonlicht.Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose.Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.
Om te kunnen groeien, hebben planten water, koolstofdioxide (uit de lucht) en energie van zonlicht nodig.
Planten hebben ook stikstof nodig voor het aanmaken van bladgroen (chlorofyl). Bladgroen geeft de plant zijn groene kleur en staat aan de basis van fotosynthese. Bij dit proces zetten planten – onder invloed van zonlicht – koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om in glucose en zuurstof (O2).
Chlorofyl bevat heel wat vitaminen: A, C, E en K, en is rijk aan de mineralen calcium, magnesium, kalium en ijzer. Er bestaan verschillende soorten chlorofyl, maar bijna alle planten bevatten wel een bepaalde vorm van chlorofyl. Het zit vooral in groene bladgroente.
Speciale cellen in de bladeren van planten genaamd fotosynthetische pigmenten kunnen lichtenergie veranderen in chemische energie. Deze chemische energie wordt vervolgens gebruikt om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in suikers zoals glucose. Hierbij komt zuurstof (O2) vrij als afvalstof.
De bladeren van planten en bomen zijn groen door een stofje dat erin zit: bladgroen of chlorofyl. Dat chlorofyl zit opgeslagen in bladgroenkorrels: kleine fabriekjes die zonne-energie omzetten in chemische energie.
Bladgroen zuigt de energie van het zonlicht op. Het is ook de reden dat planten groen zijn. Je herinnert je misschien wel dat kleuren verschillende golflengtes licht hebben. Bladgroen vangt rode en blauwe golflengtes en reflecteert de groene golflengtes.
Zo is chlorofyl rijk aan de vitamines A, C, E en K en bevat het mineralen als calcium, magnesium en ijzer. Deze vitamines bevatten antioxidanten die je lichaamscellen helpen beschermen tegen invloeden van buitenaf.
Dat heet fotosynthese. Voor die fotosynthese heeft die plant drie dingen nodig: licht, water en kooldioxide. dat is een stof in de lucht. Die drie stoffen komen natuurlijk niet zomaar in een plant.
suikers/sugars. Glucose (=druivensuiker) wordt in bladgroenkorrels gemaakt van koolstofdioxide en water. Planten maken van glucose als basisstof alle andere organische stoffen die voor levende wezens noodzakelijk zijn. Levende cellen hebben energie nodig om arbeid te verrichten.
De eindproducten van de lichtreactie zijn zuurstof, ATP en NADPH. De energierijke moleculen ATP en NADPH worden gebruikt om glucose te maken in de donkerreactie. De plant heeft een speciale manier om zonlicht om te zetten in energie en om dit vast te leggen in ATP.
Koffie bevat namelijk voedingsstoffen zoals kalium en magnesium; stoffen waar een plant ontzettend blij van wordt.Dit hebben ze namelijk nodig om er goed en gezond uit te zien. Dus heb je nog een laagje vergeten (zwarte) koffie in je kopje zitten en zien je planten er een beetje verpieterd uit?
De belangrijkste reden hiervoor is de werking van de stof cafeïne op planten en dieren. Cafeïne blijkt namelijk een groeiremmende werking te hebben op planten. Vooral jonge (kiem)planten moeten er niks van hebben. Ook de compostwormen die het belangrijke werk doen in je composthoop, kunnen er schade van ondervinden…
Suiker: fabel
Alle micro-organismen in het water. Hierdoor wordt het water juist sneller troebel en heb je minder lang plezier van je bos bloemen. Beter niet doen dus.
Chlorofyl is een chemische stof die ervoor zorgt dat de bladeren hun groene kleur krijgen. Planten hebben zonlicht en warmte nodig om chlorofyl aan te kunnen maken. Ook de hoeveelheid neerslag heeft een invloed. Vanaf de herfst wordt er minder chlorofyl aangemaakt en verdwijnt de groene kleur stilletjes aan.
Het zonlicht schijnt op de bladeren. Via de huidmondjes aan de onderkant van het blad ademt de plant koolstofdioxide in. Uiteindelijk ademt de plant zuurstof weer uit. Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt.
Planten in het donker groeien sneller dan planten die in het licht staan, doordat planten die in het donker staan een zekere overlevingsdrang hebben en daardoor, door bepaalde groeistoffen, naar het licht toe willen groeien.