De koningin is een vrouwelijke bij, die voor het nageslacht zorgt. De werksters zijn onvruchtbare vrouwelijke bijen, die al het andere werk doen. De darren zijn de mannelijke bijen, zij paren met de koningin en hebben daarna geen taak meer.
Een aantal vrouwelijke woorden is aan de vorm te herkennen: woorden op -de, -te, -heid, -ij, -ing, -ie, -theek, -teit en -nis zijn doorgaans vrouwelijk. Ook de-woorden op -tuur en -schap worden over het algemeen als vrouwelijk beschouwd.
Onzijdige woorden zijn goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Daaraan kun je het dus niet zien. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een woord mannelijk of vrouwelijk is; je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org.
Vrouwelijke woorden: let op de uitgang
Vrouwelijke de-woorden herken je aan hun uitgang. De-woorden op -e, -de en -te zijn vaak vrouwelijk, net zoals woorden op -ie en -ij.
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het.
Als de benaming van een organisatie of een bedrijf een mannelijk kernwoord bevat, gebruiken we het mannelijke bezittelijk voornaamwoord zijn om ernaar te verwijzen. Naar een bedrijfsnaam met een vrouwelijk kernwoord verwijzen we met het vrouwelijke voornaamwoord haar.
Bij mannelijke woorden is het 'le' (de/het) of 'un' (een) en bij vrouwelijke woorden is het 'la' (de/het) of 'une' (een). Le en la worden l' wanneer het voor een zelfstandig naamwoord komt die met een klinker of een stille h begint, zoals l'hotel (= het hotel). In het meervoud wordt altijd 'les' gebruikt.
De zelfstandige naamwoorden worden traditioneel verdeeld in vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden. Vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden; onzijdige zelfstandige naamwoorden zijn het-woorden.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
Het antwoord is ð
Het antwoord is: het huis.
Verwijswoorden en woordgeslacht
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Het is 'de brug', want brug is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die brug'.
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Het is 'de pen', want pen is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die pen'.
Onzijdige woorden krijgen als bezittelijk voornaamwoord 'zijn' (en geen 'haar'): 'het bestuur en zijn leden'. Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord gebruik je het bezittelijk naamwoord dat bij dat woord hoort. Bij onzijdige (het-woorden) en mannelijke woorden (de-woorden) verwijs je met 'zijn'.
'Ajax' is onzijdig: 'het Ajax van nu', niet vrouwelijk.
Het antwoord is: de nacht.
Een gebouw is onzijdig.
Firmanamen die geen betekenisvol kernwoord hebben, beschouwen we als onzijdig. Als we een lidwoord toevoegen, gebruiken we het onzijdige lidwoord het, bijvoorbeeld in het wereldwijd bekende Pepsi. Om naar onzijdige woorden te verwijzen, gebruiken we het bezittelijk voornaamwoord zijn.
De woorden klant en cliënt kunnen zowel voor mannen als vrouwen gebruikt worden. Van cliënt bestaat er ook een vrouwelijke vorm, cliënte.
Namen van steden, gemeenten, landen, regio's en werelddelen zijn doorgaans onzijdig: als we een lidwoord toevoegen, gebruiken we het onzijdige lidwoord het, bijvoorbeeld in het Frankrijk van na de oorlog. Om naar onzijdige woorden te verwijzen, gebruiken we het bezittelijk voornaamwoord zijn.