Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een ernstige spraak-taal problemen of inefficiënte instructie kan dit het geval zijn. Wanneer een kind een verstandelijke beperking heeft is er alleen sprake van dyslexie wanneer de lees- en spellingsproblemen groter zijn dan verwacht op basis van de intelligentie van het kind.
Over de oorzaken van dyslexie is wetenschappelijk geen eenduidigheid, maar duidelijk is, dat meerdere factoren een rol spelen. Dyslexie is een onzichtbare handicap, die in het onderwijs helaas nog steeds voor veel problemen zorgt. Dyslexie gaat niet over, maar speelt een rol in de hele levensloop.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv. verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv. ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv. dt-fouten).
Uit recent hersenonderzoek blijkt dat de genetische basis voor veel leer- en gedragstoornissen dezelfde is. De onderliggende cognitieve variabalen en dito genen van stoornissen als dyslexie, autisme en ADHD zijn zeer verwant.
Behandeling. Dyslexie is een persisterend probleem. Dit betekent dat de leerstoornis nooit weg zal gaan en niet te genezen valt. Behandelingen en therapieën kunnen het probleem niet voor 100% oplossen, maar ze kunnen wel helpen in het leren omgaan met dyslexie.
Mensen met dyslexie zijn over het algemeen goed in het waarnemen van de dingen in hun omgeving, het zien van grote gehelen maar ook van details die anderen niet altijd opvallen. De meeste dyslectici denken ook op een sterk visuele (en minder talige) manier.
Er is sprake van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) als de leerachterstand in lezen en/of spellen erg groot is, ondanks extra instructie op school. Ook moet er in onderzoek zijn aangetoond dat er sprake is van ernstige dyslexie. Een orthopedagoog of psycholoog kan vaststellen of iemand ernstige dyslexie heeft.
Moeite met nauwkeurig lezen (in verhouding tot klasgenoten) Moeite met het herkennen van letters en klanken en het opschrijven ervan. Moeite met woordvinding (meer tijd nodig om op woorden te komen) Probeert vaak lezen zoveel mogelijk te vermijden omdat het zoveel inspanning kost.
Onderzoekers schatten dat een kind met een ouder met dyslexie 40 tot 60 procent kans heeft op het ontwikkelen van dyslexie, en het risico is groter als een extra familielid dit heeft.
Dyslexie heeft niets te maken met intelligentie, het komt voor bij zowel mensen met hoge, gemiddelde of lage intelligentie. Vaak wordt dyslexie geconstateerd als er verder geen andere oorzaken worden gevonden voor lees– en schrijfproblemen.
Dyslexie en hoogbegaafdheid
Kinderen die zowel hoogbegaafd als dyslectisch zijn, zijn vaak te herkennen aan de volgende signalen: Veel spellingsfouten. Wel goed mondeling taalgebruik, maar schriftelijk wel problemen. Negatief beïnvloede prestaties (verveling, faalangst, enz.)
Een particuliere school kan een goede oplossing zijn voor een kind met dyslexie. Reguliere scholen hebben vaak grote klassen, waardoor weinig plaats is voor individuele begeleiding. Op een particuliere school daarentegen zijn kleine klassen het uitgangspunt. Daardoor is veel meer individuele aandacht mogelijk.
gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een daisyspeler of een computer met spellingcontrole; extra begeleiding krijgen bij lezen, spelling of taal. Dit gebeurt vaak in samenwerking met een onderwijsbegeleidingsdienst of een remedial teacher.
Een gebrekkig tijdsbesef: weinig gevoel hebben voor de hoeveelheid tijd die verstrijkt en daardoor bijvoorbeeld vaak te laat komen. Leren klokkijken is vaak ook moeilijk omdat de kloktijden deze kinderen weinig zeggen. Woordvindingsmoeilijkheden: vaak niet op een woord of een naam kunnen komen.
Kinderen van ouders met dyslexie hebben een grotere kans om zelf dyslexie te krijgen, dan kinderen waarbij geen dyslexie in de familie voorkomt.
Lees- en/of spellingproblemen
Ze lezen vaak middels 'hakken en plakken', spellend of radend en niet vloeiend. Ze schrijven slordig, schrijven woorden op het gehoor (fonetisch) en maken in dictees veel fouten. Ze automatiseren de letters niet, halen letters door elkaar of spiegelen letters (b/d).
De dyslexie zal nooit helemaal overgaan. Het is aannemelijk dat de leerling nog steeds in aanmerking komt voor ondersteuning op niveau 2, en wellicht ook op niveau 3. Met de behandelaar kan worden afgestemd over de manier van oefenen en welke materialen daarvoor geschikt zijn.
Om dat te begrijpen moet je eerst weten hoe een dyslecticus denkt: hij denkt in beelden. Bij elk woord ziet hij in zijn hoofd plaatjes. Een beelddenker kan wel 32 plaatjes in een seconde zien. Het lijkt net een film.
Veelvoorkomende rekenproblemen bij kinderen met dyslexie
Niet alleen het maken van de verhaaltjessommen kost kinderen met dyslexie extra veel moeite; ook het eigen maken van de rekenfeiten als splitsingen, sommen tot 10/20 en de keersommen blijken lastig.
Het klopt dat mensen met dyslexie op sommige taken bij een IQ-test als groep minder goed presteren.
Dyslexie gaat nooit over. Je kunt wel leren om er minder last van te hebben. Daarnaast kan het veel oefenen helpen om steeds iets beter te worden in het lezen en spellen. Niet ieder kind met dyslexie heeft veel moeite met zowel het lezen als de spelling.
Iemand met dyslexie heet een dyslecticus of dyslectica, meervoud respectievelijk dyslectici en dyslecticae, maar wordt geslachtsneutraal meestal 'dyslect' (meervoud 'dyslecten') genoemd.