Zelfstandig naamwoord ▸ Mijn laatste waterfles was vrijwel leeg toen ik in de verte gelukkig het meertje zag.
` het gebied dat nog net binnen zichtsafstand is.
Zelfstandig naamwoord
Het gebruik van een woordenboek is aan te raden voor het controleren van de spelling.
Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
Zelfstandige naamwoorden kun je meestal combineren met een van de lidwoorden de, het of een. Het is de/een kast, het/een huis, de/een week, enz. Ze worden daarom ook wel 'de-woorden' en 'het-woorden' genoemd. In verbindingen als het grote huis is huis het zelfstandig naamwoord.
Het bijwoord zo voor een bijvoeglijk naamwoord wijst op de mate waarin iets het geval is. We schrijven zo ver in twee woorden om een afstand in ruimte of tijd aan te duiden. Zo en ver krijgen dan allebei een klemtoon. (1) We zijn gisteren zo ver doorgereden dat we in de verte de Alpen al konden zien liggen.
Het bijvoeglijk naamwoord groen betekende 'groeiend'. Het is door een -n-achtervoegsel (vroeger -ni/-ne) afgeleid van het werkwoord groeien, op dezelfde manier als schoon afgeleid is van schouwen. Een groentje is zo groen als gras.
Bijvoeglijk naamwoord
Hij rijdt in een gele auto.
is een bijvoeglijk naamwoord. Een lidwoord is afhankelijk van een zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over zelfstandig naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de jonge man, de lieve kat of het mooie huis. Jonge, lieve en mooie zeggen iets over het woord dat erachter staat (de zelfstandig naamwoorden). Dit zijn dus voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
Een bijvoeglijk naamwoord kan in een zin op twee manieren gebruikt worden: attributief en niet-attributief. Niet-attributief gebruik kan weer worden onderverdeeld in predicatief en bijwoordelijk gebruik.
Nederlandse is het bijvoeglijk naamwoord, nationaliteit het zelfstandig naamwoord. Het woord nationaliteit is een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord kan vaak trappen van vergelijking vormen: mooi- mooier- mooist, lief- liever- liefst, lekker- lekkerder- lekkerst, goed- beter- best.
Bijvoeglijk naamwoord
Het waren twee zwarte beren die door de felle zon goudbruin waren verkleurd. Zij leiden daar een bruin leven!
"Veel" is geen bijvoeglijk naamwoord, het is een onbepaald telwoord.
Bijvoeglijk naamwoord
Dit is een mogelijk risico voor het project.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen bij enkelvoudige het-woorden een buigings-e als ze worden voorafgegaan door het lidwoord het, een aanwijzend voornaamwoord (dit, dat) of een bezittelijk voornaamwoord (mijn, je, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun).
Zelfstandig naamwoord
Hij heeft een stuk land gekocht. De boeren zijn op het land bezig met het maaien van het gras.
Alles en iedereen zijn onafhankelijke voornaamwoorden: ze staan nooit voor een zelfstandig naamwoord.
Zelfstandig naamwoord
▸ En zo was ik ineens klaar voor de moeder aller tochten, de PCT.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons.Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Zelfstandig naamwoord
Maandag is de meest gehate dag van de week.
Volgens de Woordenlijst wordt gebruikmaken aaneengeschreven, maar ook gebruik maken is correct. De combinatie kan worden opgevat als een samengesteld werkwoord.