Een longfunctie-test is een onderzoek om te kijken of u COPD heeft. Op een longfoto is dit niet te zien. Bij dit onderzoek meet de praktijkondersteuner hoe goed uw longen werken (de longfunctie): hoeveel lucht u maximaal kunt uitademen na rustig diep inademen.
Het belangrijkste onderzoek voor een arts om te kijken of u COPD heeft, is een longfunctietest of spirometrie. Dit is een blaastest waarbij onderzocht wordt hoeveel lucht en hoe snel u maximaal kan uitademen. Bij COPD patiënten is dit minder dan normaal.
UTRECHT - Scans die gemaakt zijn om longkanker op te sporen zijn ook bruikbaar om longziekte COPD te vinden. Dat meldt een onderzoeksteam van het UMC Utrecht.
COPD is een ingewikkelde aandoening. Veel mensen met COPD hebben ook andere problemen. We doen ook onderzoek naar deze problemen. Dit doen we bijvoorbeeld met bloedonderzoek, hartonderzoek of een botscan.
Röntgenfoto en CT-scan van de borst
Zo kan een arts littekenweefsel op de longen opmerken en zo longfibrose vaststellen. Met een röntgenfoto wordt longweefsel in het lichaam zichtbaar gemaakt. Hierop is littekenweefsel echter niet altijd goed te zien.
Een longfoto is een röntgenfoto van de borstkas. Hiermee kunnen afwijkingen van longen, hart of lymfeklieren in de borstkas worden opgespoord. Bijvoorbeeld een longontsteking, vocht achter de longen of een vergroting van het hart.
De verschillende organen, weefsels en botten laten niet dezelfde hoeveelheid straling door. Daardoor is het mogelijk om de verschillende structuren in het lichaam op een röntgenfoto te onderscheiden. Met een gewone röntgenfoto zijn de bloedvaten niet goed zichtbaar.
COPD is een ziekte van de longen die niet kan genezen. Dit komt bijna altijd door roken. Klachten zijn hoesten, slijm, benauwd zijn of moe zijn. Stoppen met roken, bewegen en gezond eten zijn heel belangrijk bij COPD.
Via verschillende mechanismen zou COPD tot pijn kunnen leiden. Door systemische inflammatie kan neuropathische pijn ontstaan. Maar ook spieratrofie en osteoporose, die vooral bij ernstige COPD een rol spelen, kunnen pijn veroorzaken.
Mensen met beginnend COPD hoesten veel. Het begint vaak met een zogeheten 'rokershoestje'. Daarbij wordt nogal eens slijm opgehoest. Sommigen hebben ook last van kortademigheid of een piepende ademhaling tijdens inspanning.
Bij COPD kun je last hebben van: Benauwdheid. Hoesten. Slijm ophoesten.
Risicogroepen: COPD komt vooral vóór boven de leeftijd van 45 jaar. Het komt vaker voor bij mensen met een lage opleiding dan bij mensen met een hoge opleiding. Dit komt grotendeels doordat lager opgeleiden meer roken dan hoger opgeleiden.
Maak weer een afspraak met uw huisarts en bekijk samen uw longaanval-actieplan. U kunt kijken wat de oorzaak van de longaanval was. En wat u kunt doen om een nieuwe longaanval te voorkomen. Met uw actieplan, de leefregels bij COPD en gebruik van medicijnen wordt uw kans op een nieuwe longaanval zo klein mogelijk.
De ernst van de ziektelast wordt uitgedrukt in 2 niveaus: lichte en verhoogde ziektelast. Het beleid bij aanwijzingen voor restrictie is geconcretiseerd. Het beleid bij COPD richt zich op 4 subdomeinen van de ziektelast bij COPD: klachten en beperkingen, longaanvallen, voedingstoestand en mate van luchtwegobstructie.
COPD staat voor 'chronic obstructive pulmonary disease'. Bij COPD hebt u last van vernauwing van de luchtwegen als gevolg van ontsteking en kunnen de longen ook beschadigd zijn. Hierdoor ontstaat vervolgens benauwdheid. COPD wordt meestal veroorzaakt door roken.
Je klachten worden meestal niet snel en plotseling erger. Vaak ben je bij lichte COPD onder controle bij je huisarts. Zorg ervoor dat je gezond eet en voldoende beweegt. Bij matige COPD is het nodig om je manier van leven aan te passen, bijvoorbeeld door gezond te eten en voldoende te bewegen.
Voor mensen met COPD kan het BIPAP-apparaat letterlijk een verademing zijn. 'Waar de CPAP helpt met inademen, ondersteunt de BIPAP bij in- en uitademen. In ons ziekenhuis stellen we het in voor mensen met ernstig COPD om 's nachts thuis te gebruiken. Sommigen gebruiken het ook als ze tussen de middag rusten.
Meestal zijn de slijmen helder wit of gelig. Gekleurde fluimen en bloed in de fluimen kan wijzen op infectie of andere aandoening en rapporteert u best aan de huisarts. Een veel voorkomende klacht bij COPD is benauwd zijn of het continue gevoel te hebben van een tekort aan lucht. Sommige hebben een piepende ademhaling.
Medicijngebruik. Luchtwegverwijders en ontstekingsremmers zijn de belangrijkste medicijnen bij de behandeling van COPD. Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom de luchtwegen verslappen, waardoor de luchtwegen bijna direct verwijden en de kortademigheid vermindert.
Als je als patiënt je goed aan de beweeg- en leefregels houdt, kan COPD heel lang stabiel blijven. Belangrijk is het zoveel mogelijk voorkomen van eerder genoemde longaanvallen. Dat kan dus dankzij telemonitoring en daarbij hebben wij een longaanval-actieplan ontwikkeld.
Sommige mensen met COPD hebben extra last van warm weer, of van koud en vochtig weer. Koude en vochtige lucht kan de longen prikkelen. Je kunt je daar op kleden of, in overleg met je arts, je medicijnen meer of minder gebruiken. Lees de tips bij koud weer.
De ernst van de ziekte wordt vaak uitgedrukt in zogeheten GOLD-criteria (Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease). Volgens die criteria is palliatieve zorg aan de orde voor patiënten met ernstige tot zeer ernstige COPD. In GOLD-criteria betreft dit veelal patiënten in stadium 3 en 4.
Een Radioloog is een medisch specialist die met behulp van van röntgenfoto's, geluidsgolven (echografie) en magnetisme (MRI scans) ziektes bij patiënten vaststelt of uitsluit. Een Radioloog kan op röntgenfoto's afwijkingen zien in bot of weefsel.
Als de arts op de longfoto een afwijking ziet, krijg je een CT-scan van je longen. Op de CT-scan zijn je longen heel goed zien. Zo kan de longarts precies zien waar de afwijking zit en of er meer afwijkingen zijn. Op de CT-scan is ook te zien of de lymfeklieren rondom de longen vergroot zijn.
Een CT-scan is een onderzoeksmethode waarbij we met röntgenstraling en een computer dunne dwarsdoorsneden oftewel 'plakjes' van een onderzoeksgebied maken. Een CT-scan werkt met dezelfde röntgenstralen als bij een 'gewone' röntgenfoto. Het verschil met een röntgenfoto is dat het apparaat om u heen draait.