Als het verlies van cognitieve functies invloed krijgt op het dagelijks leven spreken we van dementie en cognitieve stoornissen.
Mensen met dementie hebben vaak moeite met het verwerken van informatie. Verschillende zogenoemde cognitieve functies kunnen gestoord zijn, wat zich kan uiten in bijvoorbeeld vergeetachtigheid, verdwalen of problemen niet meer kunnen oplossen.
Een cognitieve stoornis is een stoornis in een of meer cognitieve functies. Dit kan problemen opleveren met het geheugen, taal, gedrag en het oplossen van problemen. Een cognitieve stoornis kan tijdelijk of blijvend zijn.
Cognitieve stoornissen zijn het gevolg van hersenletsel. De beschadiging van het hersenweefsel is ontstaan in de loop van het leven als gevolg van een ziekte of ongeval. Het centrale kenmerk is een 'breuk in de levenslijn': het leven voor en na het letsel verschilt essentieel.
Wat is het verschil tussen MCI en dementie? Mensen met MCI kunnen over het algemeen nog goed zelfstandig functioneren. Bij dementie zijn de klachten zo ernstig dat ze het dagelijks leven verstoren. Iemand met dementie is vaak niet meer in staat om zelfstandig zijn/haar leven te leiden.
Het verloop van MCI
MCI kan een overgangsfase zijn tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie, maar dat is lang niet altijd zo. Bij 30 tot 55 procent van de mensen met een milde cognitieve stoornis blijven de klachten stabiel of ze verdwijnen na verloop van tijd.
Mensen met milde cognitieve stoornissen (MCI) merken dat hun geheugen hen in de steek laat. Ook kunnen zij zich vaak minder goed concentreren. Spullen raken eerder kwijt dan anders en afspraken worden makkelijker vergeten. Soms kost ook het spreken meer moeite, omdat iemand vaker naar woorden moet zoeken.
Cognitieve overprikkeling kan optreden als er teveel bewuste denktaken verricht (moeten) worden, zoals geheugentaken, leertaken, taken waar de aandacht voor nodig is of om iets te begrijpen. Of als informatie te snel wordt aangeboden voor het verwerkingstempo van de persoon.
HBO-masteropleiding Recherche (MCI) (2 jaar)
Klachten bij dementie en cognitieve stoornissen
Bij dementie worden denken, oriëntatie vermogen, begrip, leer- en oordeelvermogen en taalgebruik minder, terwijl het bewustzijn helder blijft.
U kunt dan denken aan: vergeetachtigheid, vergeten welke dag het is of niet op woorden kunnen komen, problemen niet kunnen oplossen, verstoring van het dag- en nachtritme, verdwalen, zichzelf en het huishouden niet meer verzorgen en apathie.
Cognitieve functies zijn functies als het geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen begrijpen en uitvoeren van complexe dagelijkse handelingen. Hierbij valt te denken aan psychische processen die te maken hebben met begrip, kennis, herinneringen, problemen oplossen en informatieverwerking.
De cognitieve stoornissen kunnen verschillende domeinen betreffen: complexe aandacht, executieve functies, leervermogen en geheugen, taal, perceptueel-motorisch en sociaal-cognitief.
'Mild Cognitive Impairment' (MCI) betekent 'milde cognitieve stoornis'. Iemand met MCI heeft milde problemen met het geheugen of met een andere hersenfunctie. Maar kan vaak nog zo goed als normaal functioneren in het dagelijks leven.
'Mild Cognitive Impairment' (MCI) betekent 'milde cognitieve stoornis'. Iemand met MCI heeft problemen met het geheugen of met een andere hersenfunctie.
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie.Maar liefst 70% van alle mensen met dementie heeft alzheimer. Iemand met alzheimer krijgt problemen met het geheugen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met dagelijkse vaardigheden en wordt niet meer beter.
MCI kan een voorstadium van dementie zijn, maar dit hoeft niet (bron: Alzheimer Nederland). Mensen met een MCI hebben vaak last van geheugenproblemen. Maar ze kunnen ook moeite hebben met het overzicht houden, of het uitvoeren van handelingen. De klachten zijn minder ernstig dan bij dementie.
Een andere veel gebruikte indeling is de omschrijving van de vier fases van ik-beleving bij dementie; de bedreigde ik of cognitieve fase; de verdwaalde ik of emotionele fase; de verborgen ik of psychomotore fase; de verzonken ik of zintuiglijke ervaring.
Hoewel dit ziekteproces per persoon verschilt, zijn er grofweg drie fasen van dementie: de vroege fase, de middenfase en de late fase. Deze fase kunnen elkaar ook overlappen. Niet iedereen krijgt alle symptomen. Het kan ook zijn dat verschijnselen veranderen of weer verdwijnen.
Carbamazepine brengt overprikkelde zenuwen in de hersenen tot rust. Artsen schrijven het voor bij epilepsie, zenuwpijn, diabetes insipidus, manie en alcoholontwenning.
Mensen met overprikkeling hebben vaak last van hoofdpijn, vermoeidheid, stress, verminderde concentratie, slaapproblemen, onrust, en het overlopen van emoties. Bij sommige mensen leidt dit tot tijdelijke uitvalsverschijnselen, koorts, overgeven of een epileptische aanval.
Er bestaan nog geen medicijnen tegen cognitieve problemen. Wel kun je beter leren omgaan met problemen met denken, onthouden of concentreren. Wanneer je er in het dagelijks leven veel last van blijft houden, kun je professionele hulp krijgen via je huisarts of arts in het ziekenhuis.
Vergeetachtigheid kan een symptoom zijn van dementie. Je kortetermijngeheugen werkt dan niet meer goed. Dat betekent dat je je zaken die kort geleden zijn gebeurd, slecht kunt herinneren.
Als iemand vergeetachtig wordt, betekent dit niet meteen dat het om alzheimer of een andere vorm van dementie gaat. Vaak gaat het om normale (ouderdoms-)vergeetachtigheid. Het kan ook een lichamelijke of psychologische oorzaak hebben.
0-9 punten: ernstig cognitief gestoord. 10-20 punten: matig cognitief gestoord. 21-24 punten: licht cognitief gestoord. 25-30 punten: normaal.