Een aardrijkskundige naam schrijven we met een hoofdletter. Deze regel geldt voor plaatsen, streken, landen, maar ook bijvoorbeeld voor bergen, rivieren, woestijnen, hemellichamen.
Wanneer gebruik je een hoofdletter? Hoofdletters gebruik je in twee situaties: aan het begin van een zin en bij namen. Je gebruikt ze bij namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen.
De hoofdletters en het streepje blijven staan als er een inwonernaam of een bijvoeglijk naamwoord van zo'n naam wordt afgeleid: Oost-Europeaan, Zuidoost-Nederlands, enz. Voorbeelden: Noord-Amerika, Noord-Amerikaans, Noord-Amerikaan. Noord-Brabant, Noord-Brabants, Noord-Brabander.
Schrijf de naam van een taal, een dialect of een andere taalvariëteit met een hoofdletter. Een taalnaam die is afgeleid van een aardrijkskundige naam, behoudt de hoofdletters van de aardrijkskundige naam.
Afleidingen en samenstellingen met aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter. Dat geldt ook voor namen van talen en de verbogen vormen daarvan (Nederlands, de Nederlandse taal), alsook voor de samenstellingen die hiermee worden gevormd (Nederlandstalig, Nederlandssprekend, Middelnederlands, Vroegnieuwnederlands).
Volgens de hoofdregel schrijven we eigennamen met een hoofdletter en soortnamen met een kleine letter. Het onderscheid tussen eigennaam en soortnaam is soms subtiel. Hieronder staan de specifieke regels voor het hoofdlettergebruik in namen van dagen, feestdagen, periodes en historische gebeurtenissen.
Aardrijkskundige namen én hun afleidingen schrijf je altijd met een hoofdletter. Het is ook Fransman, Franssprekend en Franstalig. Alleen als een aardrijkskundige naam niet meer als zodanig wordt gebruikt, maar als een aanduiding voor iets anders fungeert, vervalt de hoofdletter.
(1) De naam van een taal of dialect wordt met een hoofdletter geschreven. (2) Samenstellingen* en afleidingen* behouden de hoofdletter, maar werkwoorden en daarvan afgeleide zelfstandige naamwoorden schrijven we met een kleine letter.
1 - Een zin begin je met een hoofdletter. 2 - De eerste letter van een naam schrijf je met een hoofdletter. 3 - Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 4 - Namen van talen/dialecten schrijf je met een hoofdletter.
De hoofdletter vervalt bij bij- en scheldnamen: fransoos, mof, spanjool. Ook als het niet meer om een aardrijkskundige aanduiding gaat, schrijven we een kleine letter: bordeaux (wijn), edammer (kaas), germanistiek, hamburger.
Een aardrijkskundige naam krijgt een hoofdletter, ook in een afleiding: Amsterdam, Amsterdams. Een soortnaam krijgt wel een kleine letter, vergelijk Champagne (de landstreek) en champagne (de drank).
Hoe schrijf je de aanduiding noord, zuid, oost of west in combinatie met een plaatsnaam? Samengestelde aardrijkskundige namen (zoals Noord-Holland) krijgen altijd een hoofdletter bij het eerste woord, dan een koppelteken (streepje) en dan weer een hoofdletter bij de naam: Zuid-Limburg.
Aardrijkskundige namen schrijven we met een hoofdletter. Ze behoren namelijk tot de categorie van de eigennamen.
De namen van de dagen van de week worden klein geschreven.
Namen van talen en dialecten schrijf je ook met een hoofdletter. Ook hier geldt hetzelfde voor samenstellingen en afleidingen van deze namen. Alle volkennamen krijgen een hoofdletter.
Als we verwijzen naar de feestdag, krijgen Hemelvaart en Hemelvaartsdag een hoofdletter. Officiële namen van feestdagen schrijven we met een hoofdletter.
De vorm van het woord zorgt ervoor dat je het woord herkent. Als een woord in hoofdletters is geschreven, is de vorm die je er omheen kunt tekenen een rechthoek. En dat geldt dus voor alle woorden die in hoofdletters zijn gezet. Daarom moet je bij een tekst die helemaal in hoofdletters staat wel iedere letter lezen.
Sinds 1954: kleine letter
Tot halverwege de twintigste eeuw schreef men de namen van maanden, week- en feestdagen met een hoofdletter: Januari, Maandag, Vrijdag, enz. De officiële woordenlijst van 1954 bepaalde dat namen van maanden en de dagen van de week een kleine letter krijgen, omdat het geen unieke namen zijn.
Het woord gemeente is een soortnaam en wordt in de regel klein geschreven. Dat geldt in principe ook als het woord wordt gevolgd door de naam van de gemeente.
De Ğ: alle klinkers worden dus kort uitgesproken. Het zijn korte klanken, maar toch hoor je in sommige Turkse namen een lange klinker. Dit komt door de Turkse zachte g. De 'ğ' spreek je niet uit.
Turks. In het Turks wordt de cedille gebruikt onder de c en de s. De ç staat voor de [tsj] zoals in Tsjechië (IPA: tʃ) en de ş voor de [sj] in sjouwen (IPA: ʃ). Een c zonder cedille geeft de klank [dzj] zoals in jeans (IPA: ʤ) aan en de s zonder cedille de sisklank zoals die ook in sissen voorkomt.
Ook andere dranken en bijvoorbeeld kaassoorten zijn met een kleine letter: champagne, cognac, brie, camembert, roquefort, stilton. Als een aardrijkskundige naam als bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt, behoudt hij wel zijn hoofdletter: Edammer kaas, Franse kaas, Gelderse worst.
In het Duits worden alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter geschreven. In het Nederlands is dat anders. Als we Duitse woorden in het Nederlands overnemen, passen we de Nederlandse spellingregels toe.
Je schrijft een hoofdletter bij namen van landen, steden en rivieren, volken en talen: Nederland, Groningen, de Maas, Franse kaas, Spaanstalig, de Britten.
Op het gebied van cultuur krijgen nationaliteiten, talen, etnische groepen en kunststromingen altijd een hoofdletter! Bijvoorbeeld Japanese, African-American en Surrealism.