We kennen '-baar' tegenwoordig met name uit bijvoeglijke naamwoorden zoals drinkbaar, eetbaar en breekbaar. Het woord zit vaak achter een werkwoordsvorm en een enkele keer achter een zelfstandig naamwoord, zoals bij zichtbaar. "Het heeft allemaal iets met kunnen te maken, oftewel met 'geschikt zijn tot'."
Een baar is een draagtoestel, dus een draagbaar is dubbelop, een tautologie. Al in de dertiende eeuw treffen we in onze taal de bare aan. Het verwante woord berrie komt eveneens reeds in het Middelnederlands voor.
Andere voorbeelden van achtervoegsels zijn: -baar, -dom, -heid, -lijk, -ling, -loos, -waarts.
Het woord zeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het woord bres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het woord boem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het woord brak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het woord gesproken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het woord zouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
We schrijven erachter aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na erachter kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
baar (tegenwoordig baar, tegenwoordig deelwoord barende, voltooid deelwoord gebaar) baren; baren .
Het suffix -achtig vormt een zelfstandig prosodisch woord. Dit betekent dat woorden met -achtig in fonologisch opzicht identiek zijn aan samenstellingen. Een woord als zandachtig bestaat dus uit de prosodische woorden (zand) en (achtig). Daardoor valt er een lettergreepgrens tussen zand en -achtig: zand.
De adjectieven op baar hebben allen betrekking op het voorwerp der handeling en drukken uit, de geschiktheid om de werking te ondergaan; (on)lijdbaar is wat (niet)geleden, bewerkbaar wat bewerkt, merkbaar en volgbaar, wat gemerkt, gevolgd kan worden.
bar zelfstandig naamwoord [C] ( DRINKPLAATS )
een plek waar dranken, vooral alcoholische dranken, worden verkocht en gedronken, of het gedeelte op zo'n plek waar de persoon staat die de dranken serveert: Ze zagen hem de hotelbar binnengaan.
Zich is een wederkerend voornaamwoord. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar, met de varianten elkander en mekaar. Het wederkerend voornaamwoord verwijst bijna altijd terug naar het onderwerp van de zin. Welke vorm juist is, hangt dan ook af van dit onderwerp.
De correcte spelling is sowieso, zoals in het Duits.
Sowieso heeft een nogal vage betekenis: 'in het algemeen, in elk geval, toch al, hoe dan ook'. Er hoeft geen bezwaar gemaakt te worden tegen het gebruik van het woord sowieso in het Nederlands, maar het is aan te bevelen het niet te pas en te onpas te gebruiken.
De correcte spelling is normaal gesproken, in twee woorden.
Normaal gesproken is dus officieel juist, net als bijvoorbeeld figuurlijk gesproken, hypothetisch gesproken, beter gezegd, eerlijk gezegd, kort gezegd, simpel gezegd en graag gezien. Er zijn vergelijkbare gevallen die wél één woord zijn: dikbetaald, hooggegrepen, langgekoesterd, versgebakken, waargebeurd.
Spoken is het voltooid deelwoord van het werkwoord speak, maar het is ook een bijvoeglijk naamwoord dat dingen beschrijft die worden uitgesproken of gezegd of gearticuleerd of uitgesproken . Het wordt vaak gebruikt in combinatie met een ander bijvoeglijk naamwoord, zoals een zachtaardige vriend of een botte leraar.
Het woord incorrect staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verboden woorden zijn woorden die je niet in een tekst zou moeten gebruiken. Voorts, hetgeen, dienaangaand, het zijn niet allemaal foute woorden, maar ze horen niet in een prettig leesbare tekst thuis. Het vervelende aan verboden woorden is dat ze zo hardnekkig zijn.
Als je blut bent, heb je geen geld .