Een aardappel heeft zo'n 10 mm water per ton opbrengst nodig. Het verwerken van aardappelen kost juist veel water. Voor de productie van 1 kilo chips is gemiddeld 1040 liter water nodig.
Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven. Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Tijdens die groeiperiode is het erg belangrijk dat de plant niet te weinig water krijgt, want dat veroorzaakt glazige aardappelen. Als de zomer dus erg droog is, geef je best een beetje water bij. In een emmer of pot: De grond in de pot of emmer moet eigenlijk altijd vochtig blijven, maar mag niet te nat zijn.
Bedenk dat je moet gaan spuiten vanaf het moment dat de aardappelen zijn uitgelopen (dus na het poten boven de grond komen), en dat moet je elke 8 dagen herhalen tot de oogst (en de oogst valt altijd zo'n 90-150 dagen na het poten en dus kun je uitrekenen hoe vaak je het chemische middel moet gebruiken.
Geef regelmatig water en zorg dat de planten niet in de schaduw staan: aardappels hebben veel zon nodig. That's it, verder hoef je niets te doen. Als je wilt kan je de planten steun geven door er een rekje van grofmazig tuingaas over heen te zetten.
Voor je aardappelteelt volstaat een flinke bemesting met verteerde stalmest of met compost. Vervolgens moet je er voor zorgen dat je grond rijk is aan kalium (kali of tuinpotas) en magnesium (kieseriet). De kalium zorgt voor een betere vruchtvorming en de magnesium voor een mooier en sterkere loof.
kalk strooien op aardappelland wordt afgeraden, aardappelen vertonen dan eerder schurftplekken op de schil. Dit is overigens niet gevaarlijk voor de consumptie.
Hoeveel pootaardappelen je nodig hebt, hangt af van hoeveel plaats je vrij hebt in de moestuin en hoeveel kilogram je wenst te oogsten. Gemiddeld mag je rekenen op ongeveer 4 kg oogst per vierkante meter geplante pootaardappelen.
Het duurt ongeveer 4 weken voor de aardappelen boven de grond komen (afhankelijk van het weer). En zo ziet dat er dan uit. Niet erg mooi. Maar wel heel handig.
Oogsten. Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
Vanaf het planten tot het oogsten moet je bij de vroege rassen rekenen op ca. 90 dagen. De opbrengst per plant zal normaal tussen de 1 en 2 kg liggen, afhankelijk van de variëteit en oogsttijdstip. Wanneer de aardappelplanten zijn uitgebloeid en de stengels boven de grond uitgedroogd, is het tijd om te oogsten.
Plant de aardappelen in rijen.
Zorg voor voldoende afstand tussen de rijen (± 70 cm), zo kan je je aardappelplanten achteraf gemakkelijker aanaarden. Maak plantgaten van zo'n 5 cm diep. In lichte grond (zandgrond) mogen ze zelfs iets dieper zijn (tot 10 cm). Respecteer een afstand van 30 tot 50 cm tussen de plantgaten.
Vooral schimmels zijn een bedreiging, maar door vroeg te telen en de plant al sterk te maken voordat de schimmel toe kan slaan wordt verstoring van de groei voorkomen. Aardappelen mogen daarnaast niet in fel zonlicht komen en hebben vochtige grond nodig om goed te kunnen groeien.
Aardappelen groeien onder de grond. Boven de grond zit wel een plantje. Deze aardappelplant krijgt eerst bloemen en later bessen. In de bessen zitten zaadjes waaruit nieuwe aardappelplanten groeien.
Zoals reeds aangehaald, kan je bladgewassen als voor- of nateelt zetten op andere percelen. Hoofdgewassen waar geen voor- of nateelt mogelijk is, zijn: winterwortel, witloof, knolselder, pastinaak, schorseneer, rode biet en late aardappelen. Aardbeien worden in het najaar gepland, dit kan na een aardappelteelt.
Hoeveel aardappels kunnen we oogsten van een enkele aardappelplant? 3 tot 25. Het hangt onder meer af van het ras, de grootte van het pootaardappel dat we gebruiken (pootgoed) en de plantafstanden.
Laat de aardappelen dan niet te groot worden. Oogst gerust al na 10 à 11 weken de eerste aardappelen. Het blad is dan nog groen en de aardappelen zijn nog erg klein, eigenlijk zijn ze nog niet rijp. Maar ze zijn wel erg lekker!
De pootaardappels komen terecht bij een consumptieaardappelteler. Ook deze teler poot de pootaardappels in de grond, dat gebeurt in april. Als de aardappels groot genoeg gegroeid zijn, dat is in september of oktober, rooit de teler ze weer uit de grond en slaat hij ze op in zijn schuur.
Laat ze niet langer dan één dag drogen, anders worden ze groen. De laatste aardappelen worden in de eerste helft van oktober gerooid. Bewaren tot nieuwjaar lukt vrij goed. Wel in het begin regelmatig controleren op de aanwezigheid van rotte knollen, want die steken de rest ook aan.
De hoeveelheid bijbemesting is afhankelijk van de hoeveelheid stikstof die u al heeft gegeven. In de periode van opkomst tot een vol gewas heeft aardappel in totaal circa 150 kg/ha N nodig.
Bij een bemesting van 230 kg stikstof uit dierlijke mest, geeft zelfs een opbrengst van slechts 8 ton droge stof per jaar al een netto onttrekking van kali. Gemiddeld moet er 50-100 kg K2O bijbemest worden om de onttrekking aan te vullen.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.