Op school leert je kindje veel nieuwe vaardigheden zoals getallen, vormen en letters herkennen, luisteren naar elkaar en verhaaltjes navertellen. Ook maakt hij kennis met rijmen, lettergrepen, seizoenen, dagen in de week en oefent hij met het schrijven van zijn naam.
Maar waarom is die waarom-fase er? Deze fase, waarin het vragenvuur van je peuter nooit lijkt te doven, is een belangrijke fase in de ontwikkeling. Zowel op het gebied van taal- als de kennisontwikkeling. Door het stellen van vragen en jouw antwoorden erop krijgt je peuter grip op de wereld.
De taalontwikkeling van een 5 jarige:
Hij begrijpt tegenstellingen, zoals groot en klein, op en neer, ja en nee (hoewel hij daar nog wat moeite mee lijkt te hebben, maar dat kan nog wel tot zijn 18e duren.) Hij heeft een woordenschat van 500 tot 3000 woorden. Deze heeft hij vaak voor het ontbijt al uitgesproken.
Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
Een vierjarige gebruikt zijn fantasie om de wereld te begrijpen en experimenteert met verhalen en rollen. Misschien loopt hij wel dagenlang als superman of als prinses rond. Hij leert hiermee wat anderen doen, denken en voelen en dat helpt bij de gewetensontwikkeling en het leren rekening te houden met anderen.
De meeste kinderen beginnen zo rond de drie jaar met het stellen van 'waarom-vragen'. Het kind is nieuwsgierig en wil weten en begrijpen. Door middel van 'waarom-vragen' breidt het kind zijn kennis van en begrip over de wereld om hem heen uit door het gebruik van de taal.
Vragen, vragen, vragen
Een kind stelt zijn of haar moeder gemiddeld elke dag driehonderd vragen. Voor de goede verstaander: dit is per individueel kind. Met andere woorden: als je drie kinderen hebt, mag je dat met drie vermenigvuldigen – resulterend in een luttele 900 vragen per dag.
Een speciale categorie denkvragen zijn de vragen waarmee je iemand kunt uitdagen over zichzelf als denkend wezen na te denken. Het zijn eigenlijk een soort meta-denkvragen. De vragen zijn niet bedoeld om iemand te laten nadenken over een bepaald onderwerp maar om te laten nadenken over het denken.
Een kind van 4 jaar kan goed zijn evenwicht bewaren en kan hinkelen. Hij kan een kleine bal vangen en hij begint te oefenen met activiteiten als fietsen (zonder zijwieltjes) en rolschaatsen. Hij vindt het erg leuk om te rennen, te springen en te klimmen.
Op de meeste basisscholen leren kinderen letters schrijven vanaf groep 3, terwijl er in groep 1 en 2 al veel voorbereidend schrijfonderwijs plaatsvindt. Leren schrijven is een kwestie van goed oefenen, waarbij de leerkracht let op hoe je kind de pen vasthoudt.
Zij leren bijvoorbeeld nieuwe woorden tijdens een rollenspel in de themahoek. Of tijdens liedjes zingen in de kring. En hun ruimtelijk inzicht ontwikkelen zij bijvoorbeeld in de bouwhoek of tijdens gymles. Omdat kleuters vooral leren door te doen, is er concreet materiaal in de klas aanwezig.
Je kind van 4 jaar kan:
tellen tot 10. de cijfers 1 t/m 5 herkennen. besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op. groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen.
Wat is de peuterpuberteit? In de periode dat je kindje tussen de 1 en 4 jaar oud is, krijgen ouders te maken met de peuterpuberteit van hun kleine spruit. Hij ontdekt zijn eigen 'ik' en gebruikt deze fase dan ook om dit duidelijk te maken. Grote kans dat hij constant met jou de strijd aangaat.
6 tot 10 jaar. Wanneer je kind naar groep 3 gaat kent het de dagen van de week en soms ook de verschillende maanden. In groep 3 en 4 groeit het tijdsbesef verder en leert je kind klokkijken. Eerst leert het hele en halve uren herkennen en benoemen.
We noemen iemand hoogbegaafd bij een IQ van 130 of hoger. Bij kinderen van 0 tot 4 jaar noemen we het vaak nog een voorsprong op de ontwikkeling en geen hoogbegaafdheid. Op die leeftijd is het nog niet aan te tonen. Uit onderzoek blijkt wel dat veel van deze kinderen op latere leeftijd bovenmatig slim zijn.
Hoogbegaafde kinderen hebben een IQ van 130 of hoger. Ook zijn ze creatief in de manier waarop ze denken en hebben ze veel doorzettingsvermogen. In de praktijk wordt alleen het IQ gebruikt om te 'meten' of een kind hoogbegaafd is. Dat komt doordat doorzettingsvermogen en creatief denken moeilijker te meten zijn.
Als een kind op een IQ-test tussen 121 en 129 scoort, wordt een kind begaafd of ook wel meerbegaafd genoemd. Het betreft hier ongeveer 7% van de kinderen. Kinderen die boven 130 scoren, worden zeer begaafd of hoogbegaafd genoemd.
Corrigeer je kind op een korte, duidelijke, maar rustige manier. Dus zonder boos te worden. Ga naar je kind toe, maak contact door te knielen, oogcontact te maken of je kind aan te tikken en geef de grens aan: “Slaan doen we niet, dat doet pijn” of “Bijten mag niet, dat doet pijn”.
Sla of schop niet terug en schreeuw ook niet tegen je kind. Stop met waar je mee bezig bent en vertel je kind welk gedrag moet stoppen en waarom. Zeg bijvoorbeeld 'Benjamin, stop nu met slaan. Je doet mij pijn, ik wil dat je hier meteen mee stopt en rustig wordt.