De nettoarbeidsparticipatie nam in de periode 2013-2021 toe bij vrouwen in alle leeftijdsgroepen, maar het sterkst onder 55- tot 65-jarige vrouwen: van 49,3 procent in 2013 tot 63,5 procent in 2021 (+14,2 procentpunt). Bij mannen in die leeftijdsgroep was er eveneens sprake van een forse stijging (+11,7 procentpunt).
Vrouwen hebben minder vaak een voltijdbaan (35 uur per week of meer) dan mannen: 29% tegenover 83%. Iets meer dan de helft van de vrouwen werkt tussen de 20 en de 35 uur per week. Tussen 2007 en 2017 is vooral het aandeel vrouwen met een grote deeltijdbaan (28 tot 35 uur) gegroeid: van 20% naar 25%.
Werkende mannen werkten in 2020 gemiddeld 35 uur per week, werkende vrouwen 26 uur. In 2010 werkten mannen met 37 uur een fractie meer en vrouwen met 25 uur een fractie minder. Het verschil in arbeidsduur is dus iets afgenomen.
Van de hoogopgeleide vrouwen werkt 44 procent parttime, ten opzichte van 12 procent van lager opgeleide vrouwen. De arbeidsdeelname onder Nederlandse vrouwen is hoog: 64,4 procent van de vrouwen tussen de 15 en 75 procent heeft betaald werk. De werkweek van vrouwen is echter kort: gemiddeld 25,5 uur per week.
In Oostenrijk en Duitsland, waar de arbeidsdeelname van vrouwen ook relatief hoog is, werkt net iets minder dan de helft in deeltijd. Onder Bulgaarse vrouwen (en mannen) komt een deeltijdbaan het minst voor.
De nettoarbeidsparticipatie nam in de periode 2013-2021 toe bij vrouwen in alle leeftijdsgroepen, maar het sterkst onder 55- tot 65-jarige vrouwen: van 49,3 procent in 2013 tot 63,5 procent in 2021 (+14,2 procentpunt). Bij mannen in die leeftijdsgroep was er eveneens sprake van een forse stijging (+11,7 procentpunt).
Dat was ruim een eeuw geleden nog geheel anders. Dat vrouwen werkten, was niet ongebruikelijk, hun verdiensten waren hard nodig in het gezin. Maar ze moesten er volgens onderzoeksters van de Arbeidsinspectie mee ophouden als ze trouwden en er kinderen kwamen.
Arbeidsparticipatie vrouwen tot 2020 harder gestegen dan die van mannen. In 2019 had 75,8% van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 tot 65 jaar betaald werk, van de mannen was dit 86,3%. Bij zowel vrouwen als mannen is de nettoarbeidsparticipatie tussen 2014 en 2019 flink toegenomen.
Hoewel het verschil in arbeidsparticipatie tussen vrouwen en mannen blijft afnemen, was de arbeidsparticipatie van mannen in 2018 in alle EU-lidstaten hoger dan die van vrouwen. 30,8 % van de werkzame vrouwen van 20-64 jaar in de EU werkte in 2018 in deeltijd, tegenover 8,0 % van de mannen.
Een jaar telt 8.760 uur. Stel, we worden 75 jaar oud (657.000 uur). Dan brengen we 12,9% van onze totale levenstijd door op het werk.
Een nummer over dag in dag uit werken, vijf dagen per week. Een fulltime dienstverband in Nederland is 36 tot 40 uren per week. Fulltime werken verliest steeds meer terrein, in april kopte het Algemeen Dagblad al dat er een verschuiving in het aantal werk uren plaats vindt.
Maar als je de perfecte mix van productiviteit, geluk en tijdsbesteding wilt bereiken, is een realistischer doel om iets minder dan 40 uur per week te werken. Het onderzoek toont aan dat zelfs een uur of twee minder werken van de standaard 40-urige werkweek enorme voordelen kan hebben, zowel op het werk als thuis.
De meeste moeders werken 32 uur. Dit kunnen ze verdelen over meerdere dagen. Vaak kiezen moeders er voor om vier dagen te werken.
Van de vrouwen werkte 27 procent voltijds in 2019. Bij werknemers gaat het om 24 procent en bij zelfstandigen om 41 procent.
Ongeveer 45% van de Nederlanders werkt parttime, dat is het hoogste percentage in Europa. Dit blijkt volgens The Economist uit onderzoek van de International Labour Organisation.
Arbeidsdeelname ouderparen met minderjarige kinderen in 2018
In 2018 werkt bij meer dan de helft (58 procent) van de paren met minderjarige kinderen de ene partner fulltime en de andere parttime. Bij 15 procent van de paren met minderjarige kinderen werkt één partner voltijds, terwijl de ander niet werkt.
In 2021 was het gemiddelde jaarloon (inclusief bijzondere beloningen) van vrouwen 36 procent lager dan dat van mannen. Twee derde van dit loonverschil wordt verklaard doordat vrouwen minder uren werken. Mannen werken in een werknemersbaan gemiddeld 33 uur per week, vrouwen 25 uur.
In het tweede kwartaal van 2022 behoorden 9,9 miljoen 15- tot 75-jarigen tot de beroepsbevolking. Het overige deel, 3,3 miljoen personen, behoorde niet tot de beroepsbevolking. De brutoarbeidsparticipatie - de beroepsbevolking als percentage van de bevolking van 15 tot 75 jaar - kwam hiermee uit op 74,7 procent.
Ruim 40 procent van alle vrouwen gaat minder werken of stopt na de geboorte van het eerste kind. Vaders werken gemiddeld 40 uur per week, voor en na de geboorte.
Vrouwen iets vaker hoofdkostwinner
Het aandeel paren waarin de vrouw meer inkomen uit werk heeft dan de man is iets toegenomen. Zo steeg bij paren met minderjarige kinderen het aandeel van bijna 9% in 2009 naar bijna 12% in 2019.
Slechts 15,1 procent van de Nederlandse moeders werkt voltijds, van de vaders is dat 79,8 procent. De zorg voor het gezin en huishouden is voor 23 procent van de vrouwen de reden om niet meer uren te werken.
eerder. Ook thuis werkt dat door: iets meer dan de helft (53 procent) van de vrouwen is financieel onafhankelijk, tegenover 76 procent van de mannen. "Doordat vrouwen minder verdienen, bouwen ze minder pensioen op, terwijl ze juist langer leven.
Drie op de vier vrouwen vinden het belangrijk economisch zelfstandig te zijn. Het aandeel vrouwen dat daarvoor genoeg verdient, neemt al zes jaar onafgebroken toe, maar is nog wel iets lager: in 2019 bijna 64%.
3,3 miljoen personen behoorden niet tot de beroepsbevolking
De totale bevolking van 15 tot 75 jaar, 13,2 miljoen mensen, kan worden onderverdeeld in de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking.