Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).
In het huidige studiejaar staat een recordaantal van ruim 817.000 studenten ingeschreven aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen. Het aantal hbo'ers steeg met 10 procent tot bijna een half miljoen studenten, het aantal wo'ers steeg met 8 procent tot ruim 327.000.
In 2021 beschikte in Nederland 13% van de 15- tot 75-jarigen over een afgeronde masteropleiding (hbo of wo) of een doctorstitel. De afgelopen tien jaar is dit aandeel gestaag gegroeid. Ook het aandeel 15- tot 75-jarigen dat een bacheloropleiding als hoogst behaald onderwijsniveau heeft, is in deze periode gestegen.
In 2020/2021 zit 45 procent van de leerlingen in het derde leerjaar op het havo of vwo. 22,5 procent van de derdejaars leerlingen in het voortgezet onderwijs volgt een vwo-opleiding en bijna 23 procent zit in het derde jaar van de havo. Tien jaar eerder ging het om respectievelijk 21,7 procent en 20,7 procent.
Het aandeel dat een hbo- of wo-studie heeft afgerond groeit daarentegen en kwam in 2017 uit op 30 procent. Daarnaast heeft bijna 29 procent basisonderwijs, vmbo, havo-, vwo-onderbouw of mbo-1 als hoogst behaald onderwijsniveau.
Het tempo ligt op het hbo dus echt wel hoger. Daarnaast worden de teksten en dingen die je moet leren niet zo vaak herhaalt als op het mbo. Zodra iets is behandeld, dan wordt er van je verwacht dat je het ook hebt onthouden. Dat is soms lastig, met name als de studieboeken ook moeilijker zijn.
Bedrijfskunde en administratie populairste richting in het hbo. Zo'n 68 duizend studenten behaalden hun bachelordiploma in het hoger beroepsonderwijs. Van alle afgestudeerden behaalde de grootste groep, bijna 16 duizend studenten, een diploma voor een opleiding in de richting bedrijfskunde en administratie.
De afkorting havo staat voor Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs en duurt 5 jaar. Qua niveau kun je deze middelbare opleiding zien als op één na hoogste. Daarmee bevindt de havo zich net onder het vwo. Feitelijk gezien kun je dus stellen dat havo makkelijker is dan vwo.
Hoogopgeleiden zijn personen met een afgeronde hbo- of universitaire opleiding. Het gaat om het aandeel hoogopgeleiden binnen de bevolking van 15 tot 75 jaar.
In 2010 had ruim 20% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en bijna 12% een universitaire graad (samen ruim 32%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).
Natuurkunde wordt onbetwist als de moeilijkste opleiding gezien. Elf verenigingen zetten deze bètastudie op 1. Biomedische Wetenschappen, Farmacie en Geneeskunde werden elk één keer als moeilijkste genoemd. Samen met Kunstmatige Intelligentie vormen deze opleidingen de top vijf.
Het grootste verschil tussen hbo en wo, behalve natuurlijk het niveauverschil, is de zelfstandigheid. Op het hbo word je nog veel meer gestuurd om bepaalde keuzes te maken en daarvoor worden verschillende middelen aangereikt. Op de universiteit moet je echt zelf op zoek naar het pad dat je wilt bewandelen.
Samengevat zijn de opties als volgt: Het hele jaar overdoen: alle vakken opnieuw volgen en het examen opnieuw maken. Dit kan op een middelbare school, bij het vavo of op een privéschool. Deelcertificaten halen: het examen opnieuw maken voor de vakken die je onvoldoende hebt afgesloten.
Bijna vier op de tien had geen startkwalificatie, dus geen diploma van mbo niveau 2 of hoger, of een havo- of vwo-diploma. Sinds 2008 is het aandeel mbo-uitstroom zonder startkwalificatie afgenomen tot 25 procent in 2016, in 2018 nam het weer iets toe.
In 2008 had iets meer dan 19% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en ruim 11% een universitaire graad (samen iets minder dan 31%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 7 procentpunten gestegen: in 2017 had ruim 22% een hbo- en bijna 15% een wo-diploma (samen ruim 37%).
Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
Ons land telt momenteel twee miljoen werkenden en werkzoekenden met een laag opleidingsniveau. De onderzoekers doen een aantal suggesties. Zo stellen ze voor het minimumloon minder snel te laten stijgen. Dat zou werkgevers moeten stimuleren meer laagopgeleiden aan te nemen.
Allereerst is het aantal hoger opgeleiden in de afgelopen decennia flink gegroeid. In 1960 was 2 procent van de bevolking hoogopgeleid. In de jaren '90 was het 20 procent en nu heeft bijna 30 procent van de Nederlanders minimaal een hbo of universitaire opleiding.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
lager dan 80 LWOO of praktijkonderwijs 80 t/m 90 vmbo bbl of vmbo bbl/kbl 90 t/m 100 vmbo kbl of vmbo kbl/tl 100 t/m 105 vmbo-tl of vmbo-tl/havo 105 t/m 110 vmbo tl/havo 110 t/m 115 havo vanaf 115 havo/vwo vanaf 130 vwo (gymnasium, TTO etc.)
De overheid is het meeste kwijt aan een hbo- of wo-opleiding; een mbo-studie is doorgaans goedkoper. Een wetenschappelijke opleiding in de gezondheidszorg en techniek is het duurst, zowel privé als voor de overheid.
Studenten van de masterstudies accounting, econometrie en tandheelkunde zitten gebeiteld. Met deze studies hebben starters op de arbeidsmarkt een zeer goede positie. Zij komen het makkelijkst aan een vaste baan en beginnen met het hoogste jaarinkomen en uurloon.
De studie geneeskunde is de langst durende opleiding van Nederland. De studie is ook erg intensief. Je bent het grootste deel van je week bezig met studeren, leeropdrachten, practica en colleges.