In 2008 had iets meer dan 19% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en ruim 11% een universitaire graad (samen iets minder dan 31%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 7 procentpunten gestegen: in 2017 had ruim 22% een hbo- en bijna 15% een wo-diploma (samen ruim 37%).
In 2010 had ruim 20% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en bijna 12% een universitaire graad (samen ruim 32%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).
In 2021 beschikte in Nederland 13% van de 15- tot 75-jarigen over een afgeronde masteropleiding (hbo of wo) of een doctorstitel. De afgelopen tien jaar is dit aandeel gestaag gegroeid.
Meer jongeren zijn naar de havo of het vwo gegaan en minder naar het vmbo. In 2020/2021 zit 45 procent van de leerlingen in het derde leerjaar op het havo of vwo. 22,5 procent van de derdejaars leerlingen in het voortgezet onderwijs volgt een vwo-opleiding en bijna 23 procent zit in het derde jaar van de havo.
Bijna vier op de tien had geen startkwalificatie, dus geen diploma van mbo niveau 2 of hoger, of een havo- of vwo-diploma. Sinds 2008 is het aandeel mbo-uitstroom zonder startkwalificatie afgenomen tot 25 procent in 2016, in 2018 nam het weer iets toe.
Bij steeds meer beroepen is een startdiploma vereist. Toch kan het vandaag ook zonder. We praten met werknemers die in of vanuit West-Vlaanderen doorgroeiden tot een leidinggevende functie.
De afkorting havo staat voor Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs en duurt 5 jaar. Qua niveau kun je deze middelbare opleiding zien als op één na hoogste. Daarmee bevindt de havo zich net onder het vwo. Feitelijk gezien kun je dus stellen dat havo makkelijker is dan vwo.
Het tempo ligt op het hbo dus echt wel hoger. Daarnaast worden de teksten en dingen die je moet leren niet zo vaak herhaalt als op het mbo. Zodra iets is behandeld, dan wordt er van je verwacht dat je het ook hebt onthouden. Dat is soms lastig, met name als de studieboeken ook moeilijker zijn.
Hoogopgeleiden zijn personen met een afgeronde hbo- of universitaire opleiding. Het gaat om het aandeel hoogopgeleiden binnen de bevolking van 15 tot 75 jaar.
Van het cohort wo-studenten van 2007 haalde 53 procent binnen vier jaar het bachelordiploma, van het cohort 2012 was dit 65 procent. Vanaf dat moment is de trend stabiel. Er is dus geen duidelijke invloed van het leenstelsel te zien.
Allereerst is het aantal hoger opgeleiden in de afgelopen decennia flink gegroeid. In 1960 was 2 procent van de bevolking hoogopgeleid. In de jaren '90 was het 20 procent en nu heeft bijna 30 procent van de Nederlanders minimaal een hbo of universitaire opleiding.
Bedrijfskunde en administratie populairste richting in het hbo. Zo'n 68 duizend studenten behaalden hun bachelordiploma in het hoger beroepsonderwijs. Van alle afgestudeerden behaalde de grootste groep, bijna 16 duizend studenten, een diploma voor een opleiding in de richting bedrijfskunde en administratie.
In Nederland heeft bijna 40 procent van de 15- tot 75-jarigen een havo- of vwo-diploma of een afgeronde mbo-opleiding op niveau 2, 3 of 4. Deze groep middelbaaropgeleiden is al jaren de grootste groep en blijft door de jaren heen in omvang vrij stabiel.
Dit heeft soms gevolgen voor de overgangsregelingen. In Nederland waren er in 2015-2016 ruim 63.500 gymnasiasten (6,6% van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs; 27% van de vwo-leerlingen).
Vier jaar na de start van hun hbo-opleiding heeft 35 procent van de mbo'ers een hbo-diploma op zak, tegen 28 procent van de havisten. Na zes jaar heeft 54 procent van de mbo'ers en 56 procent van de havisten een diploma op dit niveau. Bij vwo'ers is het percentage geslaagden het hoogst en de studieduur het kortst.
Natuurkunde wordt onbetwist als de moeilijkste opleiding gezien. Elf verenigingen zetten deze bètastudie op 1. Biomedische Wetenschappen, Farmacie en Geneeskunde werden elk één keer als moeilijkste genoemd. Samen met Kunstmatige Intelligentie vormen deze opleidingen de top vijf.
In academische kringen mag een IQ beneden de 117 dan minnetjes klinken, gezien het een feit dat de gemiddelde score binnen een bevolking per definitie 100 is, is iedereen met een score boven de 100 officieel al 'begaafd'. Er is ook genoeg bewijs dat je met een matige score best een eind kunt komen aan de universiteit.
Het grootste verschil tussen hbo en wo, behalve natuurlijk het niveauverschil, is de zelfstandigheid. Op het hbo word je nog veel meer gestuurd om bepaalde keuzes te maken en daarvoor worden verschillende middelen aangereikt. Op de universiteit moet je echt zelf op zoek naar het pad dat je wilt bewandelen.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
Het landelijk slagingspercentage voor het vwo examen is 94,0%. En daar wil jij natuurlijk bij horen! Er zijn 4 profielen op het VWO: natuur & gezondheid, natuur & techniek, economie & maatschappij en cultuur & maatschappij. De slagingspercentages verschillen per profiel.
Uit onderzoek van het Britse bedrijf Aaron Wallis Sales Recruitment blijkt namelijk dat je het beste engineering kunt gaan studeren aan de universiteit. Uit de studie blijkt namelijk dat 75 van de 100 rijkste mensen ter wereld een diploma hebben en 22 daarvan zijn afgestudeerd als ingenieur.
Miljonairs zijn doorgaans hoogopgeleid. Maar liefst 42 procent is in het bezit van een universitaire graad, tegenover 11 procent onder de niet-miljonairs, zie ook figuur 3. In deze paragraaf hebben we een profiel geschetst van de Nederlandse miljonair. Miljonairs zijn gemiddeld wat ouder dan niet-miljonairs.
Universitair diploma
22 daarvan deden een technische studie en vormen daarmee de grootste groep onder de miljardairs. Bedrijfskunde was ook een populaire studie; 16 miljardairs hebben daar een diploma in gehaald.