Die kan je kind dan nu dragen over zijn nieuwe zomer t-shirts of als zomerjasje. Korte broeken (3 stuks) – Als het lekker warm is buiten, kan je kind het beste een korte broek dragen. Jurkjes (3) en rokjes (2) – Voor de meisjes zitten jurkjes en rokjes lekker luchtig in de zomer.
De leidraad is 7 à 10 kledingsetjes per kind. Bij mijn dochter steek ik ze ook per set in de kast, wat het aankleden serieus vergemakkelijkt (altijd handig op rush-ochtenden...). Zo'n lijst is natuurlijk heel persoonlijk, pas hem dus gerust aan aan je eigen situatie!
Het aantal kledingsets wat ik aanraad is tussen de 5 en 10. Met een kledingset bedoel ik een broek, t-shirt en trui. Of een rok, legging, shirtje en vestje. Iemand die nog niet zindelijk is, zal meer kledingsets nodig hebben dan een ouder kind.
Het Nibud stelt dat kinderen aan kleding tot twaalf jaar gemiddeld € 35 per maand kosten, daarna is het € 50 tot hun achttiende.
Hoeveel jeans je nodig hebt, is natuurlijk een beetje afhankelijk van of je een echte jeans-girl bent of dat je misschien liever jurkjes of rokjes draagt. Toch zijn de experts het erover eens dat je niet meer dan zes paar nodig hebt, ook als je eigenlijk elke dag een jeans draagt.
Uit het Nibud Scholierenonderzoek van 2016 blijkt dat kinderen van 12 tot 18 jaar gemiddeld € 50 kleedgeld per maand krijgen. Dat bedrag is vrijwel gelijk voor alle leeftijden. Uit onderzoek blijkt verder dat álle kleding voor een kind € 56 per maand kost.
Voorlichtingsinstituut Nibud adviseert om vanaf het 12e jaar met kleedgeld te beginnen. De meeste kinderen ontvangen maandelijks een bedrag tussen de 25 en 50 euro. Slechts 2 procent krijgt meer dan 100 euro. Uiteraard zegt dit bedrag pas iets als ook bekend is wat kinderen ervan moeten kopen.
Volgens het CBS is dus één kind gemiddeld 15 procent van het besteedbaar inkomen, twee kinderen kosten gemiddeld 25 procent (€ 375 ,- euro bij een inkomen van € 1500,- per maand) en drie kinderen 29 procent (€ 435,- per maand bij een inkomen van € 1500,-).
Hoeveel geld is genoeg per maand? Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deed een poging om een bedrag te noemen dat 'genoeg' is. En genoeg wil dan zeggen dat je geld genoeg hebt om van rond te komen. Volgens het SCP ligt het basisbehoeftenbudget van een zelfstandig huishouden op 971,-.
Hoeveel mag je uitgeven aan kleding? Dan kun je volgens financiële experts het best de vuistregel aanhouden om niet meer dan vijf procent van je netto salaris op te maken aan kleding. Verdien je bijvoorbeeld 2.000 euro netto? Dan zou je dus 100 euro per maand met een gerust hart uit kunnen geven.
Gemiddeld zijn de uitgaven aan kleding en schoenen in Nederland € 1600 per jaar. Hiervan wordt over het algemeen € 1270 euro aan kleding besteed en iets meer dan € 300 aan schoenen.
Wanneer je meedoet aan het experiment én je aan de spelregels houdt, mag je gedurende drie maanden (een seizoen) 'maar' 37 kledingstukken in je kast hebben. Wat hieronder valt? Broeken, truien, vesten, t-shirts, jurken, rokjes, schoenen en jassen.
Is het bruto gezinsinkomen onder modaal (minder dan €36.500 per jaar)? Dan gaat daarvan ongeveer 8% naar de babyuitzet. Bij een modaal inkomen of hoger is dit gemiddeld 11%. Een gezin met een inkomen dat boven modaal ligt geeft zo gemiddeld €5.300 uit aan babyspullen.
Een vrouw kost gemiddeld zevenduizend euro.
Er zijn in Nederland geen wettelijke regels over het betalen van kostgeld.
Helaas is er geen standaardberekening voor kostgeld. Dit is namelijk afhankelijk van je eigen situatie: jullie inkomens, vaste lasten, verbruik en afspraken die je hebt gemaakt. Het gemiddelde bedrag dat Nederlandse ouders aan kostgeld aan hun kinderen vragen, ligt tussen de €200 en €500 per maand.
1 – 6 jaar: €10 – €30. 6 – 8 jaar: €15 – €30. 10 – 12 jaar: €15 – €50. 13 – 18 jaar: €20 – €100.
Uit onderzoek van het Nibud (link naar de website van het Nibud) blijkt middelbare scholieren (veel) meer zakgeld krijgen dan kinderen op de lagere school. Een brugklasser ontvangt gemiddeld €15 tot €20 per maand. Dit is misschien ook een goed moment om te beginnen met kleedgeld.
Scholieren die sparen hebben een gemiddeld spaartegoed van 1.392 euro. Dit is minder dan in 2016, toen scholieren 1.641 euro aan spaargeld hadden. De ene helft van de scholieren met spaargeld heeft minder dan 500 euro gespaard, de andere helft heeft meer dan 500 euro gespaard. In 2016 lag de mediaan op 600 euro.
Meestal mag ze gewoon twee of drie attracties kiezen. Dus dat verschilt wel qua bedrag. Als ik met mijn dochter de kermis op ga, kan ik meestal wel rekenen op ongeveer 50 euro. De prijzen zijn tegenwoordig ook zo hoog.
'Basics' zijn kledingstukken en accessoires die vrij eenvoudig van vorm zijn. Ze hebben geen opvallende details en zijn niet trendgevoelig. Verder zijn ze meestal rustig van kleur.