De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Een mol van een bepaalde stof heeft een massa (in gram) die gelijk is aan de massa van het molecuul of het atoom van die stof uitgedrukt in u. Dit heet de molaire massa. Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram.
Als je het aantal mol van een stof weet en je wil weten wat de massa is, dan gebruik je hiervoor de molaire massa (in g/mol). Dit kun je vinden in tabel 99 in BiNaS. Je gaat van mol naar massa door het aantal mol te vermenigvuldigen met de molaire massa.
Mol is een eenheid van hoeveelheid deeltjes. Deze eenheid is zo gekozen dat 1 mol waterstofatomen(het kleinste atoom) precies 1 gram aan massa heeft. Het precieze aantal kun je vinden als het getal van Avogadro. Dat is ongeveer 6,02 x 10^23.
Massa van 1 mol water is 18 gram. Massa van 1 liter water is ongeveer 1000 gram. Dus 1 liter water bevat 56 mol aan watermoleculen.
Bij 0°C en 1 atm. druk is het volume van 1 mol gas 22,4 liter ongeacht welk gas het is. Bij een andere temperatuur en druk is dat volume anders, maar wel voor elk gas weer hetzelfde (dus: bij 100°C heeft elk gas een volume van bijv. 27 liter).
Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram. Tot 19 mei 2019 had 1 mol koolstof-12 per definitie een massa van 12 gram en was de molaire massa van koolstof-12 exact gelijk aan 12 g/mol.
We weten ook in hoeveel liter de stof is opgelost, de volume. De volume is 1,5 liter. Om de molariteit uit te rekenen delen we het aantal mol door de volume: 0,034 / 1,5 = 0,023 M (mol/L) NaCl.
De molaire concentratie (of de molariteit) is een maat voor de sterkte van een oplossing van een stof. Ze wordt gedefinieerd als het aantal mol opgeloste stof per liter oplossing. Van alle manieren om de sterkte te meten is dit de bekendste.
Glucose heeft een molmassa van 180,156 gram per mol.
Rekenen met verschillende eenheden in andere landen
Omrekenen van gram per deciliter naar mmol per liter, doe je door het aantal grammen te delen door 1,6. En in het omgekeerde geval, als je van mmol per liter wil omrekenen naar gram per deciliter, vermenigvuldig je het mmol getal met 1,6.
De molaire massa van een element is gelijk aan de getalwaarde van de atoommassa in u van dat element, vermenigvuldigd met 1 g/mol. Enkele voorbeelden : M (H) = 1,0079(7) × 1 g/mol = 1,0079(7) g/mol.
namelijk 18.016 gram per mol. Om de molmassa van water te berekenen hebben we twee gegevens nodig. Die kan je terugvinden in je Binas, in tabel 7B vind je hoeveel de massa van één u is. Namelijk één u is 1.660538921 maal tien tot -27 kilogram.
We hebben eerder berekend dat 1 liter water een massa heeft van 1kg. Dat is dus 1000 gram. We weten nu dat 1 mol water een massa heeft van 18 gram. We kunnen dus berekenen dat 1000 gram hetzelfde is als 1000/18 = 55,6 Mol water.
Molprocent. Het molprocent geeft aan hoeveel mol van een stof aanwezig is op 100 mol van een mengsel. Molprocent is de molfractie × 100%.
Om de molverhouding te bepalen kijk je naar de coëfficiënten voor de gegeven en gevraagde stof in de reactievergelijking. Voor CuO staat een 4, voor Cu staat een 4. De verhouding CuO:Cu is dus 4:4, wat gelijk is aan 1:1. De molverhouding is 1:1, dat betekent dat er evenveel mol Cu ontstaat, als CuO er reageert.
1 kubieke meter (m3) is 1000 liter. Zoals je misschien wel weet zorgt het feit dat het hier om kubieke meters gaat ervoor dat je een vermindering of vermeerdering met een factor 3 moet vermenigvuldigen. Dat klinkt lastiger dan het is: 1 m3 is 1000 liter, maar 1 dm3 (10 x 10 x 10 cm) is dan nog maar 1 liter.
Die staan in je BiNaS in het periodiek systeem. De molaire massa van Na is +/- 23 g/mol en de molaire massa van Cl is +/- 35,3 g/mol. De molaire massa van NaCl is dus (23 + 35,5 =) 58,5 g/mol. Met de molaire massa gaan we naar de hoeveelheid mol.
Om van het aantal liter naar het aantal centiliter te gaan, moet je x 100 doen. Om van het aantal liter naar het aantal milliliter te gaan, moet je x 1.000 doen.
Rekenen met de mol en molaire massa
Met de mol kunnen veel dingen berekend worden, zoals het aantal aanwezige deeltjes, de massa van een aantal mol stof, het volume van een gas of de molariteit van een oplossing. Het is voor een scheikundige dus belangrijk om goed te kunnen rekenen met de mol.
De mol komt overal voor waar de grond geschikt is om in te graven (dus niet te zandig, te vochtig of te stenig) en waar zich voldoende regenwormen in bevinden (dus niet te zuur). Hij komt vooral voor in loofwouden en graslanden, tot 2000 meter hoogte in de Alpen.
De constante is genoemd naar Amedeo Avogadro, een Italiaanse natuur- en scheikundige en de grondlegger van de wet van Avogadro. Avogadro was de eerste die - in 1811 - zich realiseerde dat het volume van een ideaal gas bij gelijke druk en temperatuur evenredig is met het aantal deeltjes.