5% is de meestgebruikte foutmarge maar u kunt een marge gebruiken van 1-10%, afhankelijk van uw enquête. We raden niet aan om een foutmarge te nemen die hoger is dan 10%. Hoe zeker moet u ervan zijn dat de steekproef een nauwkeurige afspiegeling van uw populatie vormt? Dit is uw betrouwbaarheidsinterval.
De foutmarge wordt bepaald, door te beslissen welke percentage foutieve enquêtes als acceptabel wordt gezien. Dit kan 3%, 5% of 7% zijn.Vaak wordt er gekozen voor een foutmarge van 5%.
In marktonderzoek worden de foutenmarges over het algemeen berekend op een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Dit betekent dat een onderzoeksuitkomst in 19 van de 20 gevallen conform de realiteit is. Een hoger betrouwbaarheidsniveau (bv 99%) vereist logischerwijze een grotere steekproef.
Een foutmarge berekenen
Bereken de vierkantswortel van de steekproefgrootte en deel deze door de standaardafwijking van de populatie.
Voor een online enquête is een responspercentage van 20 procent erg goed. Wil je dus 400 ingevulde enquêtes ontvangen, dan zul je je bevraging naar ongeveer 2.000 mensen moeten sturen.
De verhouding deelnemers/niet-deelnemers moet voldoende hoog zijn. Als je bijvoorbeeld 100 klanten hebt uitgenodigd om deel te nemen en 40 hebben daadwerkelijk deelgenomen, dan heb je een respons van 40 procent. Dit is vrijwel in alle gevallen voldoende om de resultaten als representatief te kenmerken.
De respons kan flink variëren en is afhankelijk van de lengte en moeilijkheid van de vragenlijst, het onderwerp, je relatie met de doelgroep, de uitnodigingsteksten, etc. Ons gemiddelde respons varrieert tussen 20 en 60%. In de literatuur wordt bij online vragenlijsten een respons van 15% als gemiddeld gezien.
Een vuistregel die je kunt gebruiken is dat bij continue data de steekproef minstens 30 tot 40 moet zijn.Bij discrete data (geheeltallig) moet de steekproefomvang minstens 100 zijn, waarbij er minimaal 5 defecten moeten zijn.
Bij kwalitatief onderzoek heb je geen grote steekproef nodig, maar je wilt natuurlijk wel dat je resultaten betrouwbaar en valide zijn. Vaak zie je bij kwalitatief onderzoek dat er 12, 15 of maximaal 20 respondenten worden benaderd voor het onderzoek.
Hoe groter je steekproef, hoe betrouwbaarder en nauwkeuriger de uitkomsten die je krijgt uit je enquête. Deze regel voelt iedereen wel aan: uitkomsten van een onderzoek onder 10 respondenten zullen minder serieus genomen worden dan de mening van 1.000 ondervraagden.
U ziet dat als u een grotere onnauwkeurigheid (of foutmarge) toestaat, de aanbevolen steekproefgrootte kleiner wordt. Als u kunt leven met een foutmarge van 10%, hoeven er maar 80 van de 500 mensen te reageren. Dit is in tegenstelling tot 220 voor een marge van 5% of 345 voor een marge van 3%.
Voor online enquêtes waarbij u geen relatie hebt met de ontvangers, wordt een reactiepercentage van 20-30% als zeer succesvol beschouwd.Een reactiepercentage van 10-15% is een conservatievere en veiligere keuze als u uw populatie niet eerder hebt ondervraagd.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Voorbeeld: als u 60 klanten heeft uitgenodigd om deel te nemen en 40 hebben daadwerkelijk deelgenomen, dan heeft u een respons van 67 procent. Dit kan bestempeld worden als een hoge respons en is dus een belangrijke indicator van representatief onderzoek.
Voor de betrouwbaarheid moet je de vragenlijst op consistente wijze afnemen en willekeurige fouten voorkomen bij de data-analyse. Voor de validiteit is het van belang dat je begrippen correct zijn geoperationaliseerd, zodat je meet wat je daadwerkelijk beoogt te meten.
Hoe meer mensen in de steekproef, hoe beter je uitspraken kunt doen over de populatie. Met een grotere steekproef zul je ook zien dat uitschieters minder van invloed zijn op het gemiddelde.
Zo berekent u het responspercentage voor enquêtes: neem het aantal voltooide enquêtes en deel dit door het totale aantal mensen naar wie u de enquête hebt verzonden. Vermenigvuldig dit met 100 om het responspercentage van de vragenlijst uitgedrukt als een percentage te krijgen.
Steekproefgrootte hangt af van 'verzadiging'
“In tegenstelling tot kwantitatief onderzoek gaat het bij kwalitatief onderzoek niet om grote aantallen. Vaak weet je bij kwalitatief onderzoek zelfs niet van tevoren hoe groot je steekproef zal zijn. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit.
Binnen marktonderzoek gebruikt men de vuistregel dat acht tot tien interviews met mensen die tot een homogene doelgroep behoren, voldoende zijn. De kans is klein dat extra interviews met nieuwe respondenten nieuwe informatie oplevert”.
De steekproeffout is de fout die ontstaat doordat niet de gehele populatie wordt onderzocht maar slechts een beperkt deel (een steekproef) daarvan.
Doorgaans gebruik je geen steekproef als je kwalitatief onderzoek verricht. Ook gebruik je nooit een steekproef als je onderzoekspopulatie zo klein is dat je simpelweg alle personen die hiertoe behoren kunt ondervragen. Dit is mede afhankelijk van je onderzoeksmethode.
Steekproefgrootte, wat is dat eigenlijk? De steekproefgrootte is het aantal voltooide reacties van uw enquête. Het woord steekproef wordt gebruikt omdat de selectie een deel van de mensen (of doelpopulatie) vertegenwoordigt waarvan u de mening of het gedrag wilt weten.
De enquête moet niet te lang worden. Uit onderzoek blijkt dat de meeste respondenten gemiddeld 10 minuten voor een enquête willen uittrekken. Dit betekent in de praktijk maximaal een vraag of 20. Bij een enquête is het belangrijk dat de vragen goed te begrijpen en te beantwoorden zijn.
Alle onderzoeken die gebaseerd zijn op een steekproef bevat afwijkingen ten opzichte van de werkelijkheid.Deze afwijking wordt nauwkeurigheidsmarge of steekproefmarge genoemd. Deze marge is afhankelijk van de grootte van de steekproef en van het gevonden percentage in het onderzoek.