Een bij bezoekt ongeveer 100 bloemen per foerageervlucht. Dit doet hij met een snelheid van maximaal 30 kilometer per uur. Met tien foerageervluchten per dag komt dit neer op 1.000 bloemen.
Een haalbij vliegt in de zomer tot wel 30 keer per dag uit. Per vlucht worden gemiddeld wel 100 bloemen bezocht. Een simpele rekensom leert ons dat dit per dag neer komt op maar liefst 3000 bloemen! Voor een halve kilogram honing zijn 6 miljoen bloemen nodig.
Per trip kunnen bijen nectar opzuigen van 50-100 bloemen. Om 1 gram honing te maken, moet een bij 125-200 keer op en neer vliegen (tussen bloemen of terug naar het nest).
Bijen kunnen de kleur paars duidelijker zien dan andere kleuren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de beste bijenplanten paarse bloemen hebben. Denk bijvoorbeeld aan lavendel (Lavandula), sieruien (Allium), vlinderstruik (Buddleja) en kattenkruid (Nepeta faassenii).
Zodra de bij rondkruipt in een mannelijke bloem komen er stuifmeelkorrels op de rug. Vol stuifmeel zoekt de bij naar een vrouwelijke bloem, daar zoekt hij ook nectar. Terwijl ze dat doet blijft een deel van het stuifmeel kleven aan de stamper van de vrouwelijke bloem. Dit noemen we bestuiving.
Bijen bestuiven bijvoorbeeld aardbeien en blauwe bessen, maar ook peren en appels. Voor appels is onderzocht hoeveel bijen nu precies bijdragen en dit hangt samen met de kwaliteit. Een appelbloem bestaat uit vijf kleine deelbloemetjes die deels door bijen worden bestoven, maar ook door de wind.
Bestuiving is de overdracht van stuifmeelkorrels vanuit de helmdraad naar de stamper van een bloem. De stuifmeelkorrels bevatten de mannelijke geslachtscellen, in de stamper zitten één of twee eicellen. Door middel van bestuiving komen de mannelijke cellen bij de eicellen en is er een kans op bevruchting.
Niet alleen aantrekkelijk voor het parfumeren van diverse cosmetica, ook vlinders, bijen en hommels houden van de geur van lavendel. Lavendel bevat veel nectar en bloeit van juni tot en met augustus. De Sophora dankt zijn bijnaam aan de naar honing ruikende bloemen.
Een paar zeer goede soorten zijn, in volgorde van bloeitijd: de wilg, esdoorn, paardenkastanje, acacia en de linde. Deze bomen leveren veel stuifmeel en nectar die bijen voor hun bestaan nodig hebben.
Wilde planten, bloeiende bomen (zoals wilgen) en gewassen die zelf niet behandeld zijn met bestrijdingsmiddelen, nemen het gif op uit vervuilde akkers en oppervlaktewater. Daardoor komen bijen alsnog in aanraking met schadelijke gifresten in stuifmeel en nectar.
Bijen slapen 's nachts en ook wel overdag. Ze slapen op de raten, zelden buiten, op bloemen of bladeren. Van darren is wel waargenomen dat ze overdag zitten te slapen op blaadjes of takken. Het zijn vooral de haalbijen die 's nachts slapen na hun vermoeiende dagtaak.
Het suikerwater verzwakt de bijen; ze worden vatbaarder voor schimmelinfecties, mijten en virussen. Dit wordt (natuurlijk naast het gebruik van landbouwgiffen) in verband gebracht met het afnemen van bijenpopulaties in de wereld. Los daarvan, brengt het winnen van de honing ook leed voor de bijen met zich mee.
Dat is mogelijk te verklaren doordat de bijen bij verminderd licht wat trager vliegen of doordat ze in die perioden terugkeerden naar hun nest. We weten dat bijen doorgaans trager vliegen in de schemering en 's nachts terugkeren naar hun nesten.
Ze zijn verschillend van afmeting, afhankelijk van hun taak binnen het volk: de werksters (vrouwtjes) zijn ca.1,2 centimeter groot, de darren (mannetjes) ca.1,5 centimeter en koninginnen ca.1,8 centimeter.
Een bijenkolonie produceert tussen 25 en 50 kilo honing per jaar.
Gemiddeld kun je voor een 'inloopzaak' 50 à 55% marge, voor een 'gemengde zaak' 52 à 56% marge en voor een speciaalzaak 55 à 60% marge rekenen.
Populaire planten zoals petunia's, hortensia's, begonia's, de meeste rozen en pelargoniums trekken nauwelijks vlinders, hommels of bijen aan. Ook siergrassen en varens behoren niet tot de bloemplanten en zullen dus ook geen bijen lokken.
Bijen zijn dol op de bloesem. Kies voor frambozen, een of meer kleine fruitbomen. Heb je de ruimte, dan kun je ook grote fruitbomen planten. Maar ook andere bomen als Wilg, Beukenhaag, Magnolia en Toverhazelaars zijn geliefd bij bijen.
Kijk bijvoorbeeld eens uit naar marjolein (Origanum), ijzerhard (Verbena bonariensis), kattekruid (Nepeta), rode zonnehoed (Echinacea), koninginnenkruid (Eupatorium), guldenroede (Solidago) en het zeepkruid (Saponaria officinalis).
Er bestaan veel soorten insecten die als vijanden van bijen of wespen kunnen worden gezien. Enkele graaf- wespen verlammen volwassen bijen als voedsel voor hun larve en maken daarvoor eigen nestkamers.
Zo vinden honingbijen UV licht aantrekkelijk, de kleuren blauw en groen minder. Het blauwpaarse gebied is voor hommels weer aantrekkelijk.
Mijten, pesticiden, eenzijdig voedsel en slecht weer leiden tot de sterfte van bijen. Als de trend doorzet, hebben we straks geen appels, aardbeien en koffie meer. Onderzoekers wijzen de varroamijt, voedselgebrek en pesticiden aan als de boosdoeners.
Bij succesrijke zelfbestuivers kan het leiden tot een snelle toename van het aantal planten, maar door het onderdrukken van de genenuitwisseling eveneens tot de isolatie van de populatie. Uiteindelijk kan zelfbestuiving leiden tot soortvorming of speciatie.
Bestuiving kan op drie manieren plaatsvinden: Door de plant zelf (zelfbestuiving)Door insecten (kruisbestuiving)Door de wind (kruisbestuiving)
Bestuiving en bevruchting zijn niet hetzelfde, bestuiving kan leiden tot een bevruchting, maar dat hoeft niet. De eicel van de stamper en de spermacel van de stuifmeelkorrel moeten hiervoor samensmelten, maar dit gebeurt dus niet altijd. Zodra dit wel gebeurt, is er sprake van bevruchting.