Een schip had gemiddeld 800 ton aan laadvermogen. De schepen waren standaard voorzien van drie masten en een boegspriet. Schepen voor de handel met Azië waren voorzien van dubbelwandige rompen en de romp was voorzien van meerdere lagen hout.
Er zijn drie perioden te onderscheiden van grote schepen gebruikt voor de VOC. Voor 1620 bouwde men schepen tot 140 voet (39,6 m). Na 1620 werden er schepen gebouwd tot 160 voet (45,28 m). Onder deze klasse of charter zoals men dat noemde valt de "Nieuw Hoorn" en de "Batavia" (1628).
De gemiddelde bouwtijd van een spiegelretourschip op de werven van de VOC was 5 tot 8 maanden, de bouwkosten bedroegen zo'n f 90.000 - f 110.000. Hun laadvermogen was over twee eeuwen gemiddeld 800 ton. Een schip ging ongeveer 15 jaar mee.
De schepen van de VOC
Voor de VOC-reizen van en naar Indië werden 'spiegelretourschepen' gebruikt: driemast-zeilschepen van zo'n 40 meter lang en 10 meter breed. Een enkele reis duurde 8 maanden, een 'retour' soms wel 2 jaar.
Op 29 oktober 1628 verliet het schip de rede van Texel met bestemming Java in Zuidoost-Azië, waar de Verenigde Oost-Indische Compagnie de handel in specerijen in handen had. De Batavia was een 48 meter lang spiegelretourschip, een solide driemaster met een laadvermogen van 1200 ton en een dubbele scheepshuid.
Met de auto
Volg in/bij Lelystad de borden Batavia Stad en je komt op de parkeerplaats van Batavia Stad waar voldoende ruimte is om te parkeren. De parkeerkosten zijn € 3,00 (prijspeil 2021) voor de hele dag. In de VOC-garage betaal je € 1,20 per uur (prijspeil 2021).
Batavia was van 1619 tot 1799 het hoofdkwartier van de VOC in Azië en vervolgens, tot de onafhankelijkheid van Indonesië, de hoofdstad van de Nederlandse kolonie Nederlands-Indië. Sinds 1942 is ze bekend onder de naam Jakarta, en sinds 1949 de hoofdstad van de Republiek Indonesië.
Eén van de bekendste VOC-schepen uit de roemrijke 17e eeuw is zonder twijfel de Batavia. Dit Nederlandse pronkstuk werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd.
De meeste hoekers waren 80 voet lang en 20 voet breed en hadden een holte van 11 voet. De hoeker had een brede boeg en achtersteven. Zij hadden een grote en een bezaansmast met vierkante zeilen. De grotere hoekers hadden ook nog een fokkemast, zoals de iets kleinere fluiten.
Het leven aan boord van een VOC-schip was, voornamelijk voor de matrozen en soldaten, een gevaarlijke onderneming. Schepen moesten stormen en plunderingen doorstaan en de kans op ziekte was groot. Hoge officieren hadden meer kans een reis te overleven dan zij die laag in rang stonden.
De schipper of kapitein, was de hoogste man aan boord. En die sliepen dus ook in de beste ruimte die in zo'n schip maar was; de kajuit. Een voorbeeld daarvan was de matroos, die sliep in de koebrug.
De dagelijkse werkzaamheden van de zeelieden waren o.a. op de uitkijk staan en het bedienen van de zeilen en lenspompen. Verder teerden de matrozen het schip, verrichten zij allerlei reparaties onder leiding van de ambachtslieden en moesten zij elke dag 'schoonschip' maken.
De peper werd ingekocht in Azië voor zo'n 10 tot 12 cent per pond en verkocht in Europa voor 30 tot 60 cent.
Dit type schip was het belangrijkste en grootste type goederenschip van de VOC; de Vereenigde Oost-Indische Compagnie. In de 17e en 18e eeuw zeilden deze Oost-Indiëvaarders naar Azië. De schepen vervoerden op de terugreis naar Nederland specerijen, porselein, thee, zijde en textiel.
In de achttiende eeuw bedroeg het aantal opvarenden van een schip tussen de 180 en 230. Ongeveer een derde van deze opvarenden waren mensen die als passagier meegingen. Kooplieden, ambachtslieden, ambtenaren en soldaten. De grootste groep aan boord werd gevormd door de bemanning.
De Amsterdam was een spiegelretourschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Begin 1749, tijdens de eerste reis, ging de Amsterdam verloren door een storm bij de Engelse kustplaats Hastings.
Hoe kwam het dat de VOC zo succesvol was? Antwoord: Omdat de VOC een monopolie had op de handel met Aziatische landen. Verder had het bevoegdheden die normaal alleen landen hadden, zoals het sluiten van handelsverdragen, het voeren van oorlog en het besturen van overzeese gebieden.
Een boot die de hele winter stil heeft gelegen, wordt getergd door aanslag op de romp en het dek. Groene zeep biedt uitkomst en voorkomt voor lange tijd nieuwe aanslag dankzij het beschermlaagje dat achterblijft. Dus: vul een emmer met warm water en een scheutje of schepje Driehoek en schrobben maar.
Vers voedsel kon niet lang genoeg bewaard worden en daarom namen de piraten ook wel levende dieren mee, zoals kippen. Ook gedroogd voedsel met veel kruiden werd gegeten. Soms moesten ze weken lang leven op zeebeschuit en zout vlees. Bedorven water was heel gewoon, en rum of wijn ging er ook wel in.
WIC: West-Indische Compagnie = een handelsbedrijf was actief in West-Afrika en Amerika van 1621 tot 1734 leverden een belangrijke bijdrage aan de bloei van de Nederlandse economie. VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie. Dit handelsbedrijf was actief in Azië van 1602 tot 1799.
In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. De VOC kreeg van de Staten-Generaal het monopolie om handel te drijven in Azië. Omdat de VOC ook gevestigd was in de landen waarmee werd gehandeld, wordt de VOC ook wel de eerste multinational ter wereld genoemd.
Na de onafhankelijkheidsstrijd werd Batavia weer Djakarta genoemd en tot hoofdstad van de nieuwe republiek gemaakt. Na een spellingswijziging in 1972 kreeg Jakarta zijn huidige naam.
Welke gebieden precies onder Indië vallen varieerde nog wel van tijd tot tijd, maar ruwweg kan men stellen dat het de gebieden zijn die tegenwoordig Zuid-Azië en Zuidoost-Azië genoemd worden.
Jayakarta wordt Batavia en heet nu Jakarta
Als het aan Coen had gelegen, zou de nieuwe VOC-hoofdstad Nieuw-Hoorn heten, naar zijn geboortestad. In een resolutie beslissen de Heren Zeventien anders: ze noemen de stad Batavia. Batavia ontwikkelde zich tot de belangrijkste stapelmarkt in Zuid-Oost Azië.