Bij een normaal oog wordt het beeld op het netvlies gevormd. Sterke myopie wordt gekenmerkt door een lang oog.Hierdoor wordt het beeld vóór het netvlies gevormd, vandaar het wazige zicht in de verte. Een lang oog heeft tot gevolg dat het netvlies uitgerekt en dunner is, slecht wordt bevloeid en kan scheuren.
Als u bijziend bent ziet u dichtbij goed, terwijl u veraf juist wazig ziet. Dit wazige zicht komt omdat uw oog in de (as)lengte zo sterk groeit dat de afbeelding waar u naar kijkt niet meer óp het netvlies afgebeeld wordt, maar ervóór.
Een patiënt met glazen van +6 ziet dus op het netvlies een beeld dat ongeveer 12% groter is dan het beeld van een persoon die niet brildragend is.
Als u verziend bent, wordt het licht dat uw pupillen binnenkomt niet goed op uw netvlies gericht. Dat kan gebeuren omdat uw oog korter is dan normaal, waardoor de beelden ietwat op de achterkant van het netvlies gericht worden. Daardoor lijkt de krant in uw handen wazig, terwijl alles op afstand normaal lijkt.
Een bijziende persoon kan voorwerpen op een afstand niet (goed) onderscheiden. Het zicht is wazig en zich verplaatsen, koken en televisie kijken kan enkel met een aangepaste bril of met lenzen.
Bij (ouderdoms)verziendheid ligt het beeld achter het netvlies; er is een onscherp beeld. De positieve (plus) glazen zorgen ervoor dat het brandpunt naar voren wordt verplaatst zodat het beeld weer op het netvlies terecht komt. Dit zijn sferische glazen met een gelijke breking in alle meridianen (richtingen).
Bij een score van 30% (0,3) of minder is iemand officieel slechtziend. Bij een score van minder dan 5% spreken we van blindheid. Wereldwijd vormt glaucoom (waarbij er een verhoogde oogdruk is) een van de belangrijkste oorzaken van slechtziendheid.
We noemen iemand blind als zijn gezichtsscherpte kleiner dan of gelijk aan 1/20 (één twintigste) is, zelfs met een bril of lenzen. Dit betekent dat als iemand met twee goede ogen een stoel al op twintig meter afstand ziet, iemand met heel slechte ogen dezelfde stoel pas op één meter afstand of minder kan zien.
Het normale oog (zonder brekingsafwijking)
De brekingssterkte van een lens wordt uitgedrukt in dioptrieën (zoals de sterkte van een vergrootglas). Hoe groter het aantal dioptrieën, hoe sterker de lens. De brekingssterkte van het hoornvlies is ongeveer 40-45 dioptrieën, die van de lens is ongeveer 20-22 dioptrieën.
De visus (Snellen-visus) wordt dan uitgedrukt in een getal. Een gemiddeld oog ziet 1.0 (100%). Sommige ogen zien meer dan normaal, bijvoorbeeld 1.2 (120%) of 1.6 (160%). Een oog dat minder ziet dan normaal ziet bijvoorbeeld 0.8 (80%), 0.6 (60%), 0.5 (50%), 0.4 (40%), 0.3 (30%), 0.2 (20%), 0.1 (10%) of 0,05 (5%).
Om te mogen rijden moet de gezichtsscherpte van uw beste oog minimaal 0,8 zijn. En van uw slechtste oog moet de gezichtsscherpte minimaal 0,1 zijn. Als u met 1 oog minder gaat zien dan 0,1 en u al een groot rijbewijs heeft, dan mag u tot 3 maanden niet rijden. U kunt dan het beste naar uw oogarts voor advies.
De sterkte wordt aangegeven met letters, cijfers en tekens. Hierbij staat altijd een cijfer met een min- of plusteken vermeld. Deze geeft aan of je bijziend (-) of verziend (+) bent. Het rechteroog wordt vaak aangegeven met O.D. of R en het linkeroog met O.S of L.
Mensen met een sterkte van -0.25 kunnen al verschillende klachten ervaren waardoor het dragen van een bril wel degelijk aan te raden is. En dat terwijl iemand met een hogere sterkte juist weer weinig last kan hebben. Toch is het bij wazig zicht wel echt handig om een oogmeting te laten doen.
Om de gezondheid van de ogen te controleren wordt een korte analyse uitgevoerd. Bij ernstige oogproblemen zal een opticien je doorverwijzen naar de oogarts. De oogmeting wordt gedaan door middel van apparatuur en enkele schermen met letters en cijfers. De opticien bepaalt vervolgens je oogsterkte.
Als één oog niet meer of verminderd werkt, dan dient de visus in het andere oog minstens 0,5 (50%) te zijn. Het gezichtsveld is horizontaal 120 graden en verticaal 40 graden. In het centrale deel van het gezichtsveld mogen geen defecten zijn. Het gezichtsveld wordt met twee ogen samen vastgesteld.
Als u plotseling met één oog niet kunt zien, mag u tijdelijk niet rijden. Uw hersenen hebben tijd nodig om te wennen aan kijken met één oog. Dit geldt ook als u één oog moet afdekken omdat u dubbelziet. Na minimaal 3 maanden mag u weer rijden.
Ogen kunnen in de loop van tijd veranderen. Dat kan komen door vervorming van de ooglens of van het oog. Verandering van ogen is vrij normaal, eens in de 2-3 jaar. Vaak veranderen de ogen in de leeftijd rond 40 - 45 jaar naar meer + sterkte (minder min of meer plus).
'Heb je een leesbril nodig, dan is er inderdaad een maximale sterkte van +3 dioptrie. Dioptrie betekent: de lichtbrekende kracht van een lens. De afstand van het oog tot datgene wat je leest is ongeveer 30 cm. Voor die afstand is de dioptrie nooit hoger dan +3.
Uw patiënt moet een minimale visus van 0,5 met één of twee ogen hebben om te mogen rijden. Dit mag ook met bril of lenzen zijn. Verder mogen er geen ernstige afwijkingen zijn in het centrale deel van iemands gezichtsveld. Het gezichtsveld van uw patiënt moet horizontaal 120 graden zijn en verticaal 40 graden.
Percentage: De gezichtsscherpte kan ook worden uitgedrukt in percentages of decimalen, bijvoorbeeld 80% (0,8), 100% (1,0) of 120% (1,2). In dit systeem betekent 100% of 1,0 het gemiddelde zicht. 200% of 2,0 is de hoogst mogelijke waarde en wijst op een zeer scherp zicht, ver boven het gemiddelde.
Fysiek aanwezige handicap: een bril verbetert de gezichtsscherpte (ver zicht en nabij zicht) tot niet meer dan 30% (gezichtsvermogen 0,3); er is een daarmee overeenstemmende geleidelijke verstoring van het gezichtsvermogen (gewoonlijk beschadiging van het gezichtsveld).
Het goede nieuws voor alle brildragers is: door het dragen van een bril gaan de ogen niet verder achteruit. Veeleer is het tegengestelde het geval: als je ondanks een oogafwijking geen bril draagt of brillenglazen met de verkeerde sterkte hebt, kan bijziendheid (myopie) verslechteren.