In Pools vertaalt Polen naar: Polska, Polacy, Rzeczpospolita Polska . In vertaalde zinnen is Polen minimaal 206 keer gevonden.
Het Poolse woord voor 'hoi' is cześć.
vrouw (zn): kobieta.
Het Poolse woord voor “bedankt” is dziękuję.
Het Poolse woord voor „goede morgen” en „goede middag” is dzień dobry. In het Pools zegt men zowel voor als na 12 uur altijd dzień dobry. Dobry betekent goed en wordt uitgesproken als dobri.
lief (bn): miły.
doei (interjection): bywaj. , cześć
Voor ons klinkt het bijna net als het Russisch, maar Polen zeggen proost in het Pools als ze zeggen: “Na zdrowie“.
Graag gedaan. Proszę bardzo! / Nie ma za co!
Gratuluję. Gefeliciteerd. Wszystkiego najlepszego, tak poza tym.
oma (zn): babcia.
On jest w porządku.
Krijgt u een glas water op tafel dan kunt u wel 'Gia mas' of 'Stin ygia mas' zeggen, maar klinkt daarbij niet de glazen tegen elkaar. Dat de Grieken hier een reden voor hebben te geloven dat dit ongeluk brengt, staat beschreven in gevonden documenten uit de oudheid. En ook de Griekse mythologie spreekt hierover.
(uitroep) op iemands gezondheid drinken. Men heft een vol glas bier, wijn enz. en zegt 'schol' alvorens men drinkt.
De meest waarschijnlijke reden achter het proosten ligt in het feit dat er vroeger vaak uit gemeenschappelijke bekers werd gedronken. Toen men met individuele bekers begon te werken, bracht men de glazen nog eenmaal bij elkaar om de eenheid en het groepsgevoel te benadrukken.
In Pools betekent hoe gaat het met jou: jak się masz (we hebben 1-vertalingen gevonden).
papa (zn): ojciec.
vriend (zn): przyjaciel.
In het Latijn bestonden de aanduidingen mam(m)a en pap(p)a al voor 'moeder' en 'vader'. Wij hebben deze woorden echter niet uit het Latijn, maar uit het Frans geleend (maman en papa). De schrijfwijzen mama en papa sluiten hierbij aan. Later ontstonden ook mamma en pappa.
Ontleend aan Frans maman 'moeder' [13e eeuw; Rey], een brabbelwoord uit de kindertaal, ontstaan door de reduplicatie van een universeel klankelement ma-, zie ook → papa.
Het voorvoegsel schoon- komt voor bij woorden die een verwantschap aangeven. Wat het bij al die woorden zegt, is dat de familierelatie door aantrouwen tot stand is gekomen. Zo is een schoonmoeder dus een 'aangetrouwde moeder'.
Eind vijftiende eeuw kwamen de woorden schoonbroer en schoonzus op, en ook andere aangetrouwde familieleden ging men aanduiden met schoon-: schoondochter, schoonzoon, schoonmoeder, schoonvader. Dit gebruik is afkomstig uit Frankrijk.