NL: oma. ES: ¡Abuela!
oma (zn): お婆さん
oma (zn): nenek.
Oma, bompa, meme, vake …
NL: oma. FR: Grand-mère !
In het Vlaams bestaan onder andere: bomma, meme, metje, metjen of metj'n, mit, moemoe en moeke. In het Fries wordt beppe gebruikt en in het Gronings opoe.
oma (zn): бабуся
Ook 'vake' en 'moeke' worden vaak gebruikt als namen voor grootouders. Zowat een op de tien laat zich zo noemen. Andere klassiekers zijn bomma en bompa, en vava en moemoe. Sommige van die namen zijn duidelijk regiogebonden: in Oost- en West-Vlaanderen vind je bijvoorbeeld nauwelijks vava's of bomma's.
Grootmoeders: De top-5 aanspreektitels is: Grammy, Granny/Gran, Nana, Mimi en Bubbe. Voor de glamoureuze oma's is er 'glam ma', naar het voorbeeld van Goldie Hawn die zich nog te jong voelde voor iets anders.
Grootmoeder = ... aams bestaan onder andere: bomma, meme, metje (of metjen of metj`n), moemoe en moeke, in het Fries: beppe en in nog andere dialecten best......
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: grootmoeder (zn) : beppe, bonmama, grootje, grootma, grootmama, grootmoe, moemoe, oma, omoe, opoe.
Opa en oma komen uit de kindertaal, het zijn verkortingen van grootpa(pa) en grootma(ma). En dat pa(pa) en ma(ma) typische kinderwoorden zijn, spreekt voor zich.
opa 'grootvader' in Als gy Opa noemt, of Oma [1777; WNT papa I]. Een woord uit de kindertaal, wrsch. een vervorming van grootpapa [1821; WNT winter I], grootpa [1854; WNT grootpapa], zie → groot- en → papa.
de mammie zelfst. naamw. (v.) Verbuigingen: mammies , moeder Voorbeeld: `Ga maar naar je mammie` Bron: WikiWoordenboek.
Bompa, in Vlaanderen een veelgebruikt synoniem voor het woord opa, oude man.
Behalve het traditionele 'opoe', heten ze 'opapa' en 'omama', 'grootoma' en 'grootopa'. Of: 'oma-oma', 'kleine omaatje', 'mevrouw oma', 'bon-mama', 'superoma', 'granny' of zelfs 'oma granny': allemaal overgrootmoeders, maar zij leven nu eenmaal langer dan de overgrootvaders.
Is het 'de bomma' of 'het bomma'?
Het is 'de bomma', want bomma is vrouwelijk.
overgrootouders van uw partner; achterkleinkinderen van uw partner; neven en nichten van uw partner (kinderen van broers of zussen); ooms en tantes van uw partner (broers of zussen van de ouders).
West: Engels: daughter (Angelsaksisch: dohtor), Duits: Tochter, (Oudhoogduits: tohter), Fries: dochter (Oudfries: dochter)