Hoe zag een ridder eruit? Als een ridder in een strijd was, droeg die een wapenuitrusting van staal, soms woog deze wel 25 kg! De eerste middeleeuwse ridders vochten in maliënkolders, die waren gemaakt van een heleboel ijzeren ringetjes. Die waren heel soepel, de ridders konden er makkelijk in bewegen.
Ze hadden dikke muren, kleine, smalle vensters, een slotgracht en een ophaalbrug. Die kon omhoog gehaald worden wanneer er gevaar dreigde. Dan kon niemand meer het kasteel binnen. Zo'n kasteel werd gebouwd op een heuvel of bij een brede rivier.
Ze lagen dicht tegen elkaar, op jutten zakken, gevuld met stro. De rijken sliepen in een hemelbed. De gordijnen hielden de tocht tegen en de hemel zorgde ervoor dat er geen stof of ongedierte op hen neerviel. In tijden van oorlog sliepen de ridders met hun harnas aan.
Een echte ridder moest sowieso het verschil tussen mijn en dijn kennen. 'De lepels waarmee wordt gegeten, mag je niet meenemen. ' Ook mocht een waardige ridder nooit eten wanneer anderen dronken noch met volle mond praten of drinken.
Ter paard. Ridders ontstonden in de vroege middeleeuwen. Door de opkomst van het feodalisme (leenstelsel), was er ruimte voor een klasse (adel) die zijn kracht haalde uit militaire macht. Door de komst van de lans en speer, werd de cavalerie (leger ter paard) steeds belangrijker.
Wetenschappers hebben ontdekt dat ridders uit de vijftiende eeuw enorm gehinderd werden door hun harnas. De harnassen uit die tijd wogen zo'n dertig tot vijftig kilo. Wetenschappers vroegen zich af welke invloed het harnas op de prestaties van de ridder hadden en probeerden het uit.
In de middeleeuwen waren de ridders altijd mannen van adel. Dat kwam doordat je rijk genoeg moest zijn om zelf je uitrusting te kunnen betalen en doorgaans beschikten alleen de edelen over genoeg geld. In de vroege middeleeuwen waren ridders vooral mannen van lage adel.
Je bent pas echt ridder als je de ridderslag krijgt van een koning of een hertog of graaf. jaar, dus op je veertiende kan je schildknaap worden. Ben je 21 jaar dan word je pas ridder als jij jouw opleiding hebt voltooid en ook een ware ridder blijkt te zijn.
Hun speciale wapenuitrusting kostte erg veel geld. En om dat geld te verdienen, boden ridders zich aan bij graven en prinsen, en vochten mee in hun legers. In ruil voor dat meevechten konden de ridders geld lenen van hun heer. Van dit geld kochten ze een groot stuk land, en dat lieten ze bewerken door boeren.
Bedsteden waren zo kort dat je er niet languit in kon liggen. Dat was niet alleen vanwege het feit dat de mensen vroeger kleiner waren. Ook gaven mensen er de voorkeur aan om (half) zittend te slapen. Men dacht toen dat die slaaphouding gezonder was.
Vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de 17e eeuw sliepen mensen zittend omdat ze bang waren dat ze anders zouden sterven. Dit deden ze vooral omdat ze dachten dat als je liggend zou slapen al het bloed naar je hoofd zou lopen en je dit niet zou overleven.
De beroemdste ridder
Eduard van Woodstock, de Zwarte Prins, was een uitstekend tacticus. Op zijn 16e behaalde hij twee overwinningen in de Honderdjarige Oorlog met minder mannen dan de vijand.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Vooral de rijke mensen, de koningen en de mensen van adel, woonden in kastelen. De ridders woonden vaak in landhuizen. Vaak kwamen veel mensen samen in de grote zaal van een kasteel. Daar werd met veel mensen gegeten of werden zaken geregeld.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
In het eerste geval heeft ieder mannelijk lid van de betreffende adellijke familie recht op de titel. In het tweede geval wordt de titel vererfd in Salische lijn. Dat wil zeggen dat de oudste mannelijke afstammeling van de eerste drager van de titel zich ridder mag noemen.
De eerste vijf graden zijn: Ridder Grootkruis, Grootofficier, Commandeur, Officier en Ridder. Een benoeming in de zesde graad betekent dat iemand tot lid benoemd is in de Orde van Oranje-Nassau.
Om een ridder aan te spreken, gebruiken we meestal de gewone aanspreekvorm meneer. In protocollaire of erg plechtige situaties kunnen we in de aanspreekvorm ook de adellijke titel gebruiken. Die formules schrijven we ook in de aanhef van een brief. De titel ridder wordt met een kleine letter geschreven.
Je bent van adel als je afstamt van een vader die van adel is en die bovendien dezelfde achternaam heeft als jij, omdat titel en predikaat met de achternaam verbonden zijn en adeldom alleen in de mannelijke lijn kan worden doorgegeven.
Deze groep edelen behoren samen tot de Nederlandse adel. Deze titels kunnen zijn, van laag naar hoog: ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog, prins. Adellijke personen zonder titel dragen het predicaat jonkheer of jonkvrouw. Zij behoren wel tot de Nederlandse adel, maar hebben geen titel.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
Zij waren gespecialiseerd in vechten voor de koning of heer. Er was een persoonlijke relatie tussen de heer en zijn soldaten, de ridders. De ridders moesten de heer met 'raad en daad' bijstaan. Er waren verschillende soorten ridders, zoals speerwerpers, boogschutters en zwaardvechters.
De eerste ridders waren gewone soldaten te paard. Ze vochten voor een heer of graaf. Omdat de ridders hoog op een paard zaten, liepen ze een stuk minder gevaar en konden ze soldaten te voet gemakkelijk verslaan. Later waren ridders belangrijk in de kruistochten.
Het kleed dat de ridder boven zijn harnas droeg, werd de tabbaard genoemd.