Arbeiders leefden in vieze, kleine en dicht op elkaar staande huisjes en ze maakten lange dagen in de fabrieken. Vroeger was dit ook al zo, maar na de industrialisatie bereikten de problemen een hoogtepunt. De fabrieken voelden voor de werkers als een gevangenis en het leek wel alsof ze geen moment rust meer hadden.
Voor de Industriële Revolutie
In de periode tot ongeveer 1800 woonde het merendeel van de bevolking op het platteland. Steden konden alleen bestaan wanneer voldoende voedsel werd geproduceerd. Stedelingen konden immers niet in hun eigen voedsel voorzien en waren afhankelijk van de markt.
Slechte werkomstandigheden
In de nieuwe fabrieken moesten de arbeiders onder verschrikkelijk slechte omstandigheden werken. Ze maakten lange dagen: soms wel 15 werkuren per dag. Met de hygiëne en de veiligheid in de fabrieken was het slecht gesteld. De lonen waren laag waardoor er vaak geen geld was voor gezond eten.
De arbeiderswijken waren echte sloppenwijken, vaak zonder riolering en waterleiding. Naast deze slechte leefomstandigheden waren er ook slechte en gevaarlijke werkomstandigheden voor de arbeiders. De fabrieken waren onveilig en onhygiënisch.
Factor arbeid
Het werk in de fabriek was vaak eentonig en geestdodend en de lonen waren laag. In de fabrieken werden ook vrouwen en kinderen op grote schaal in dienst genomen. De arbeidsomstandigheden waren slecht, de werkplaatsen waren vuil en gevaarlijk en er moesten lange werkdagen worden gemaakt.
De Industriële Revolutie geeft de overgang van handwerk naar machines aan. Vroeger werd alles met de hand gemaakt. Er bestonden bijvoorbeeld geen elektriciteit of machines. In de 18e eeuw begon in Engeland de Industriële Revolutie met de uitvinding van de stoommachine.
De welvaart steeg, maar kwam lange tijd nauwelijks ten goede aan de "gewone mensen". Uitbuiting en kinderarbeid waren ook tijdens de industriële revolutie nog heel gewoon. Pas rond 1900 veranderde dat; kinderarbeid werd verboden, en men verdiende een wat hoger loon zodat men dingen kon kopen die voorheen te duur waren.
Op het platteland leefde men vooral van gewassen die men zelf teelde en van het vee dat men zelf grootbracht. Gezinnen die geen eigen boerderij hadden, hadden het vaak veel moeilijker om aan voldoende levensmiddelen te geraken. Arbeiders en loonwerkers moesten dus creatief omgaan met het weinige voedsel dat ze hadden.
Zwaar en gevaarlijk werk
Hier was het werk vaak zwaar, vuil en gevaarlijk. De directeuren lieten de arbeiders gerust zes dagen per week 12 uur per dag werken. Er gebeurden veel ongelukken, ook met kleine kinderen die nog niet zo handig waren of gewoon te moe waren om goed op te kunnen letten.
De nadelige effecten van de industriële revolutie traden, door het massale pauperisme dat er het gevolg van was, steeds sterker op de voorgrond. Hoofdthema's waren slechte woon- en arbeidsomstandigheden, vrouwen- en kinderarbeid, arbeidershuisvesting, ontoereikende lonen en massale werkloosheid.
Door de industriële revolutie, die rond 1750 in Engeland begon, ontstond een ander soort kinderarbeid. Kinderen werkten met of zonder hun ouders bij een baas. In de ogen van ondernemers waren kinderen vaak ideale fabrieksarbeiders. Ze waren lenig en behendig en gemakkelijk te disciplineren.
Door de industriële revolutie veranderde de landbouwstedelijke samenleving in een industriële samenleving. De industrialisatie maakte massaproductie mogelijk van goederen, voedsel, machines, apparaten en vervoersmiddelen. Dit zorgde ervoor dat de winning van grondstoffen en de productie van goederen gigantisch toenam.
De mensen moesten lange dagen werken, minimaal 15 uur, voor weinig geld en de mensen werden slecht behandeld. Vooral voor de kinderen was het werk zwaar. Zij moesten lange dagen werken en kregen heel weinig geld voor dit werk. De bazen van de fabriek vonden de kinderen wel handig.
In de 19e eeuw stonden revoluties centraal in de Europese geschiedenis en op alle terreinen van het dagelijks leven voltrokken zich grote omwentelingen. Mensenrechten en burgerrechten, democratie en nationalisme, industrialisatie en het vrijemarktstelsel luidden alle een periode van veranderingen en mogelijkheden in.
Veranderingen door de industriële revolutie
Met behulp van door stoom aangedreven landbouwmachines was het voor boeren mogelijk geworden om meer voedsel te produceren, waardoor er een voedseloverschot kwam en de Britse bevolking groeide.
Ruim een miljoen mensen hebben een inkomen van 70.000 euro of hoger.
Het gemiddelde uurloon van een werknemer in 2022 bedroeg 25 euro. Als we kijken naar gemiddelden van 5-jaars-leeftijdsgroepen verdienden jongeren tot 25 jaar 15 euro of minder per uur. Werknemers in de leeftijd van 25 tot 40 jaar verdienden een uurloon dat ligt tussen 20 en 27 euro.
In de prehistorie leefden de mensen in tentenkampen van een aantal tenten bij elkaar of in grotten. Zij waren verzamelaars en jagers. Zo'n driekwart van het voedsel werd verzameld (bessen, noten, zaden, knollen), een kwart was afkomstig van de jacht. Dit deden ze voor het vlees en de huid.
De mens is de enige nog bestaande vertegenwoordiger van het geslacht Homo en maakt samen met chimpansees, bonobo's, gorilla's en orang-oetans deel uit van de familie Hominidae (mensachtigen). De moderne mens ontstond ongeveer 300.000 jaar geleden in Afrika.
In die tijd woonden de mensen nog niet op één plek. Ze trokken door het land en hielden zich in leven door het vangen van wilde dieren en het zoeken naar fruit en eetbare planten. Daarom werden ze jagers-verzamelaars genoemd. Maar langzaam aan veranderde hun levensstijl.
De burgerij, burgerdom of bourgeoisie (uitgesproken als: [boer-zjwaa-zie]) is een sociale klasse van mensen in de middenklasse die hun macht of status ontlenen aan hun vermogen, opleiding en werk, anders dan de aristocraten, die hun status in eerste plaats aan hun familieachtergrond ontlenen.
In Nederland kwam de industriële revolutie pas laat op gang, ruim honderd jaar na die in Engeland. Die late industrialisatie van Nederland wordt vooral verklaard door: De dominantie van handel in onze nationale economie.De brede toepassing van wind- en watermolens als alternatieve bronnen van gemechaniseerde arbeid.
Met bourgeoisie werd de gegoede burgerij of middenklasse aangeduid, de burgers die bezittingen hebben en niet tot de arbeiders, militairen of cultureel-intellectuele elite gerekend worden. Wie het goed heeft en bezittingen heeft, wil dat over het algemeen graag zo houden.