Hierbij rijden teams van drie of vier rijders tegen elkaar. Van elk team rijdt telkens één rijder een aantal ronden in de baan. Vervolgens komt de volgende rijder aan het einde van de bocht de baan in, waarna er afgewisseld wordt met een duw. Zo wisselen de rijders elkaar af, tot drie ronden voor het einde.
Bij shorttrack wordt echt loeihard geschaatst. Topschaatsers rijden zo'n 50-55 kilometer per uur. De schaatsers van coach Benny rijden 40-45 kilometer per uur. Deze talenten zijn echt de top-shorttrackers van de toekomst.
Shorttrack vindt plaats op een ijshockeybaan, waarop een ronde van 111,11 meter wordt uitgezet. De schaatsers hebben hogere schoenen dan de rijders bij het langebaanschaatsen om zo beter door de bochten te kunnen.
Rijders met een penalty worden automatisch laatste in de rituitslag. Ze mogen bij een wedstrijd volgens het "all-final"-systeem (zie wedstrijdverloop) nog wel starten in een eventuele volgende ronde, maar worden naar de lagere helft van het kwalificatieschema geplaatst.
Gele kaarten
Bij een zeer grove overtreding of onheus gedrag kun je ook een rode kaart krijgen.
Vier tot zes rijders starten tegelijk en de rijder die als eerste finisht wordt als winnaar aangewezen. Naast techniek en conditie hebben shorttrackers ook behendigheid, tactiek en acceleratievermogen nodig.
Het bewust hinderen of blokkeren van een andere rijder wordt bestraft met een penalty (diskwalificatie). Een rijder die in kansrijke positie wordt gehinderd, kan worden toegevoegd aan de volgende ronde (advancement).
Shorttrackers dragen verplicht knie- en harde scheenbeschermers. Door een 'misslag' van een schaatser of bij een val kun makkelijk tegen zijn ijzer aanrijden. De schaatsen hoeven dan niet eens scherp te zijn om snijwonden te veroorzaken. Tevens draagt een shorttracker verplicht nekbescherming.
Voor de loting van de startvolgorde kan op basis van de resultaten van de selectiewedstrijden het deelnemersveld door het sectiebestuur in groepen worden verdeeld. Indien er een groepsindeling is, zal de groep met de beste rijders het laatst rijden. (deze bepaling is van toepassing bij alle kampioenschappen langebaan).
Shorttrack staat bekend om spectaculaire inhaalacties, waarbij onder meer binnendoor en buitenom ingehaald kan worden, vaak door de hoge snelheid met de hand aan het ijs in de bochten. De bochten worden gemarkeerd door zeven rubber blokken.
Een glasplaat en slijpkorrels doen wonderen, strooi wat korrels op de glasplaat en beweeg de steen er overheen. De korrels slijpen de steen weer mooi vlak. De steen is vlak wanneer deze overal dezelfde kleur heeft en er weer als nieuw uit ziet.
Shorttrackpakken aan de andere kant zijn vooral ontworpen met het oog op comfort en veiligheid. Vooral door het grote risico op valpartijen en aanvaringen tussen de schaatsers heeft de Internationale Schaatsunie ISU bepaald dat de schaatspakken van shorttracker snijvast moeten zijn.
Als je op vaste schaatsen niet goed zijwaarts afzet, dan ga je krassen in het ijs. Maar met de klapschaats is dat praktisch onmogelijk. Want als je op de klapschaats teveel met je punt afzet, als je teveel voorop hangt, dan klapt de schaats open, verlies je druk en zet je af in het luchtledige en kom je amper vooruit.
De 1500 meter begint om 11.30 uur, de dweilpauze volgt na acht van de vijftien ritten.
Er wordt geschaatst op een standaardbaan (meestal een 400 meter-baan), bestaande uit twee gescheiden schaatsbanen met een baanbreedte van tenminste vier meter (liefst vijf) met bochten van 180 graden en een straal van de binnenbocht tussen de 25 en 26 meter.
De olympische massastart begint met een halve finale, waarin twaalf schaatsers starten. De race gaat over zestien rondes, met aan het eind 60 punten voor de winnaar, 40 voor de tweede plaats en 20 voor de derde. Onderweg is er na vier, acht en twaalf rondes een tussensprint, waar 5, 3 en 1 punt te verdienen valt.
De meeste wedstrijdschaatsers dragen een bril ter vermindering van het uitdrogen van de ogen. Steeds meer schaatsers kiezen ervoor zonder sokken te rijden in zo nauw mogelijke schoenen. Dit vermindert de kans op schuiven van de voet in de schoen en dit zorgt voor meer 'contact' met het ijs.
Langebaan en marathon schaatsers schaatsen meestal met een ronding tussen de 21 en 25. Bij een gemiddelde ronding van 23 betekend dat, als je de lijn van het ijzer zou doortrekken naar een cirkel, de straal daarvan 23 meter zou zijn. Een ronding is belangrijk zodat je met de schaats kunt sturen.
Maar is snel schaatsen op de Combi klapschaats dan echt onmogelijk? Nee, natuurlijk kun je wel hard schaatsen op deze schaatsen. Je moet alleen je houding op de schaatsen aanpassen en voorzichtig zijn in de bochten.
Klapschaatsen beschikken over een mechanisme, waarbij de hiel loskomt van de schaatsijzers tijdens de afzet van de schaatsbeweging. Hierdoor kan het afzettende been volledig strekken (de schoen is van het ijs, maar de schaats nog niet) en kan langer afgezet worden tegen het ijs.
Het is een van de oudste Nederlandse volkssporten en wordt van jongs af aan geleerd. Wanneer het een paar dagen vriest en het ijs stevig is, geven Nederlandse scholen weleens "ijsvrij". Het is als volksvermaak een typisch Nederlands verschijnsel.