De stam wordt bij veel vormen van werkwoordspelling gebruikt, dus het is goed om dit uit je hoofd te kennen. De stam van een werkwoord is het hele werkwoord zonder –en. Bijvoorbeeld: 'werken' wordt 'werk' en 'bestellen' wordt 'bestel'. De eerste tijdsvorm is de tegenwoordige tijd.
De stam vind je in de meeste gevallen door van het hele werkwoord -en af te halen. De stam is niet altijd gelijk aan de ik-vorm. Wat je na het weghalen van -en overhoudt, is de stam. De stam van worden is word, de stam van houden is houd, die van draaien is draai, enz.
Waarom zijn “ik vindt, hij word en jij beantwoord” fout? De stam van het werkwoord eindigt op een -d, waardoor je niet hoort wanneer een -t moet worden toegevoegd bij de ik-, hij-, zij-, het- en jij-vorm in de tegenwoordige tijd.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Derde persoon enkelvoud = stam werkwoord + t
Staat het onderwerp in de derde persoon enkelvoud (dus “hij”, “zij”, “het” of een woord waar je met hij/zij/het naar kunt verwijzen)? Dan bestaat het werkwoord uit de werkwoordstam + t. Dat geldt ook als je de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm omdraait.
Elk jaar organiseren de stammen samen de Stamrally: een auto puzzeltocht door de regio. Daarnaast doet de stam ook mee aan regionale activiteiten, zoals de nieuwjaarsinstuif en Jotihunt. Ook de stam gaat wel eens op kamp, vaak in het buitenland.
Waarom is het vind je, maar vindt u? Als je/jij achter de persoonsvorm staat, komt er geen t achter de stam. Deze bijzonderheid van jij/je komt voort uit de ontstaansgeschiedenis van dit woord. Jij/je is ontstaan uit g(h)i.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Slide 14 - Video. Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven. Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.
De geïsoleerde stamvorm bij zulke werkwoorden blijft daarom van kracht om te bepalen of het voltooid deelwoord op een '-d' zal eindigen. Bijvoorbeeld beven-gebeefd, zeven-gezeefd, laven-gelaafd. Hetzelfde geldt voor de verleden tijd, bijvoorbeeld beven-beefde, zeven-zeefde, laven-laafde.
Je vindt de stam van een werkwoord als je -en of -n van het hele werkwoord afhaalt. Wat je overhoudt, is de stam, bijvoorbeeld: fietsen = fiets.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz.
Let goed op, want reizen is een zwak werkwoord. We zien hier in het hele werkwoord dat het met een z wordt geschreven maar in ons voorbeeld schrijf je het met een s, dus dan krijgen we gereisd met een d.
Bij werkwoorden als leven en verhuizen, dus met v en z, is het extra oppassen met de spelling: leven: de werkelijkheid leefde – de werkelijkheid is geleefd – de geleefde werkelijkheid.
Regelmatige werkwoorden eindigen op een 'd' of een 't'. Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
Je bepaalt de stam van een werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen. In veel gevallen is de ik-vorm gelijk aan de stam, maar niet altijd. Ga daarom nooit uit van de ik-vorm.
Onze app verbindt makers en influencers met de grootste merken ter wereld, zodat u kunt kiezen met wie u wilt werken, wanneer u content wilt maken en hoeveel u wilt vragen . Bovendien kunt u, zodra uw bericht is goedgekeurd en gepubliceerd, binnen 48 uur of 30 dagen worden betaald; afhankelijk van uw betalingskeuze!
De stam heeft verschillende eigenschappen. Zo biedt hij voldoende stevigheid bij sterke wind. De voedingsstoffen en water worden door de stam getransporteerd tussen de wortels en bladeren. Bij sommige bomen, zoals de mammoetboom, kan de bast van de stam tegen bosbrand enige bescherming bieden.
De stam van een werkwoord is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten. Als we de stam schrijven, passen we waar nodig de regels toe voor enkele of dubbele klinker (dromen - ik droom) en enkele of dubbele medeklinker (hakken - ik hak).