Methode. De regel is: als je verwijst naar een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dan gebruik je haar, in alle andere gevallen gebruik je zijn. Let op: bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord het (het zusje, het vrouwtje), ook als het als niet-verkleind woord een vrouwelijk woord is (de zus, de vrouw).
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Ezelsbrug: Voorkomen van lidwoordfouten. Twijfel je nog welke woorden “de” krijgen en welke “het”? Dan kun je denken aan “de man”, “de vrouw” en “het onzijdige woord”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen namelijk “de” en onzijdige woorden combineer je met “het”.
Tegenwoordig is het steeds gebruikelijker om het enkelvoudige 'they' of de bezittelijke vorm 'their' te gebruiken als een generiek voornaamwoord wanneer naar iemand wordt verwezen die onbepaald of onbekend is . Dit gebruik helpt om de genderspecifieke voornaamwoorden 'he' of 'she' te vermijden wanneer het geslacht van de persoon niet is gespecificeerd of wanneer genderinclusiviteit gewenst is.
Wat zijn der, die en das? Der, die en das zijn Duitse lidwoorden die gekoppeld zijn aan een geslacht. Ieder zelfstandig naamwoord heeft in Duitsland namelijk een eigen geslacht. Bij mannelijke woorden is het lidwoord der, bij vrouwelijke woorden die en bij onzijdige woorden das.
Toelichting. Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
der, die, das zijn drie manieren om 'the' te zeggen in het Duits. ALLE zelfstandige naamwoorden hebben een geslacht: mannelijk (der), vrouwelijk (die) of onzijdig (das) . Je moet altijd het geslacht weten van elk zelfstandig naamwoord dat je leert — anders kun je het niet correct gebruiken in een zin.
In het enkelvoud kun je vaak herformuleren om "one" te gebruiken, of om het voornaamwoord helemaal te vermijden. In noodgevallen kun je "he or she" of "him or her" gebruiken.
Simpel gezegd worden 'his' en 'her' gebruikt om eigendom aan te duiden door respectievelijk mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden . Bijvoorbeeld, wanneer iets van een man is, gebruiken we 'his', zoals in 'John has a bike. It is his bike'. Evenzo, wanneer iets van een vrouw is, gebruiken we 'her', zoals in 'Mary has a doll.
Sommige mensen identificeren zich niet met de voornaamwoorden hij of zij. Veel non-binaire mensen gebruiken de voornaamwoorden zij/hen/hun . Het is een teken van respectvolle en inclusieve taal om de voornaamwoorden te gebruiken die mensen identificeren.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Wat is het verschil tussen de en het in het Nederlands? 'Het' is voor onzijdige zelfstandige naamwoorden.'De' voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden . Hoewel er wat regels zijn, komt het voor niet-moedertaalsprekers min of meer neer op het één voor één leren van 'het'- en 'de'-woorden.
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze.
Tabel met samenvatting van het verschil tussen His en Her. Het woord his wordt gebruikt als een bezittelijk voornaamwoord om iets aan te duiden dat tot een mannelijk zelfstandig naamwoord behoort . Het woord her wordt gebruikt als een bezittelijk voornaamwoord om iets aan te duiden dat tot een vrouwelijk zelfstandig naamwoord behoort. Het wordt gebruikt als een voornaamwoord.
'Het college blijft bij haar voorkeur'.
Als een de-woord mannelijk is, staat er in woordenboeken en spellinglijsten een m achter. Bijvoorbeeld: boom, de (m.). Bij vrouwelijke woorden staat er een v achter, bijvoorbeeld: begroting, de (v.). Als er alleen de achter een woord staat, is het mannelijk én vrouwelijk.
1. 'Zijn of haar' verwijst naar één persoon . 2. 'Hun' verwijst naar meerdere personen.
De zon is in het Nederlands nog steeds een zij, maar taalgebruikers lappen het woordgeslacht steeds vaker aan hun laars. In Nederland is dat niet langer een trend maar een feit: Hollanders zijn nagenoeg volledig vergeten dat er mannelijke en vrouwelijke woorden bestaan, waarnaar je met 'hij' of 'zij' verwijst.
Voorbeelden van zijn in een zin
Adjectief Hij kocht zijn eigen huis . Zijn huis staat op het platteland. Hij zat rustig aan zijn bureau. Ik zou graag een paar van zijn essays willen lezen.
Voorbeelden van 'zijn/haar' in een zin
Speler één legt een willekeurige zeven in zijn/haar hand open in het midden . Maar ongeveer één op de tien kiest ervoor om zijn/haar pensioen uit te stellen. Wat is de kleur van zijn/haar ogen?
Voed je haar van binnenuit met gezond eten.
En vergeet ook niet veel water te drinken! Je voelt je overall beter, maar kúnt zo ook voller haar krijgen. De belangrijkste voedingsstoffen en vitaminen voor dikker haar zijn: de vitamines A, C, D en E, zink, B-vitamines, ijzer, biotine, proteïne en essentiële vetzuren.
Hoofdhaar helpt om de schedel te beschermen tegen de brandende zon en zorgt ervoor dat het lichaam zijn temperatuur vasthoudt. Wimperharen en wenkbrauwharen zorgt ervoor dat de ogen worden beschermd tegen bijvoorbeeld vuil.
'Dat' of 'dit' gebruik je bij het-woorden.
Het-woorden zijn woorden die het lidwoord 'het' hebben, bijvoorbeeld: 'het schilderij', 'het horloge' of 'het kasteel'. 'Dit' gebruik je als het woord waarnaar je verwijst dichtbij is.'Dat' gebruik je als het woord waarnaar je verwijst niet zo dichtbij is.
Ze kunnen mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn. En bepaalde lidwoorden in het Duits moeten overeenkomen met het geslacht van het zelfstandig naamwoord , zoals der Mann (de man – mannelijk), die Frau (de vrouw – vrouwelijk) en das Kind (het kind – onzijdig). Probeer het lidwoord samen met elk nieuw woord dat je leert meteen te onthouden.
In het Nederlands hebben we geen onbepaald lidwoord meervoud, dus die vertaal je niet. Je weet of iets mannelijk of vrouwelijk is door het lidwoord. La is vrouwelijk en le is mannelijk. Un gebruik je voor mannelijke woorden (met als lidwoord le, dus), une gebruik je als het woord vrouwelijk is (met lidwoord la).