Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
Veelvoorkomende kenmerken van hoogbegaafde peuters zijn: Diepgaande interesses (bijvoorbeeld in dinosaurussen, planeten of vulkanen) hebben. Snel kleuren en cijfers herkennen. Een grote woordenschat hebben en lange, samengestelde zinnen maken.
Hoe kun je hoogbegaafdheid testen? Om hoogbegaafdheid officieel te kunnen testen, is op de eerste plaats een IQ-test nodig. Onderdeel van hoogbegaafdheid is namelijk een bovengemiddelde intelligentie, wat zich vertaalt naar een IQ score van 130+.
Kenmerken peuters met een voorsprong
Voorlopen in taal en spraakontwikkeling. Begrijpt woordgrapjes, houdt van spelen met woorden. Een gevorderd gevoel voor humor. Een grote belangstelling voor allerlei onderwerpen waar veel peuters nog niet zo mee bezig zijn, zoals het heelal of dino's of de wereld.
Als een kind op een IQ-test tussen 121 en 129 scoort, wordt een kind begaafd of ook wel meerbegaafd genoemd. Het betreft hier ongeveer 7% van de kinderen. Kinderen die boven 130 scoren, worden zeer begaafd of hoogbegaafd genoemd.
Ontwikkeling peuter 2,5 jaar
Hij kan met twee benen tegelijk van een verhoging springen. Zijn fijne motoriek wordt ook steeds beter. Hij leert nu kralen rijgen, bladzijden van boeken omslaan, gaatjes vullen met de juiste vorm, prikken, knippen en plakken. Met twee kinderen samenspelen gaat beter dan met meerdere.
Vanaf 2 jaar maakt je peuter enorme sprongen in zijn taalontwikkeling. Zijn woordenschat neemt snel toe, soms met wel tien woorden per week. Rond deze leeftijd kunnen de meeste kinderen ook 'zinnetjes' maken van twee woorden, zoals 'mama eet'.
Motorische ontwikkeling
Een kindje van 2 jaar kan motorisch al best veel. Hij kan nu goed lopen, zowel vooruit als achteruit. Ook kan hij nu rennen en tijdens het rennen kan hij van richting veranderen. Hij kan op zijn teentjes lopen, gaat steeds beter springen en klimmen en hij kan even op één beentje staan.
Het belangrijkste kenmerk van de peuterfase is de ontwikkeling van onafhankelijkheid en zelfbeheersing. Een peuter wordt in deze periode vaardiger op het gebied van grove motoriek, en leert lopen, hardlopen en klimmen.
Als een kleuter voorloopt op leeftijdsgenootjes wordt gesproken over een ontwikkelingsvoorsprong. In deze fase kan namelijk nog niet gesproken worden over hoogbegaafdheid. De ontwikkeling van het jonge kind verloopt namelijk in sprongen. Soms gaat dit heel hard, maar het kan ook een tijdje wat langzamer gaan.
Voorstanders van het op jonge leeftijd testen van kinderen wijzen erop dat rond een jaar of vijf vaak al goed te zien is of een kind extra leeraanbod nodig heeft. Hoogbegaafde kinderen kunnen als kleuter over het algemeen ook al veel meer dan in groep 1 en 2 van ze wordt verwacht.
Hoogbegaafde kinderen zijn vaak heel creatief. Ze hebben een levendige verbeelding en kunnen soms moeite hebben met het verschil tussen realiteit en verbeelding. Op de basisschool tekent je kind vaak een stuk beter dan z'n klasgenootjes en tekent bijvoorbeeld al snel in perspectief.
Denken tussen 2 en 3 jaar
Op deze leeftijd gaan kinderen steeds duidelijker beseffen dat ze zelf dingen kunnen veroorzaken. Ze onthouden ervaringen beter en gebruiken die informatie dan in andere situaties. Als je kind bijvoorbeeld weet waar de afstandsbediening voor is, weet het dit niet alleen thuis maar ook bij oma.
Je kind van 4 jaar kan:
tellen tot 10. de cijfers 1 t/m 5 herkennen. besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op. groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen.
De meeste baby's tussen de 7 en 12 maanden benoemen hun ouders als “mama” of “dada”. De eerste woordjes (anders dan mama of dada) leren de meeste baby's rond 19 maanden. Tegen de tijd dat je kleintje 2 jaar is, praat hij of zij in zinnen van 2 tot 4 woorden.
Een kind van 2, 3 of 4 jaar laat vaak agressief gedrag zien, zoals slaan, duwen, bijten of schoppen. Bijna alle kinderen zijn wel eens opstandig of agressief. Je kunt ervan schrikken en het is niet leuk. Toch is het bij jonge kinderen normaal en hoort het bij de ontwikkeling.
Peuterpuberteit: symptomen
Niet luisteren naar wat je vraagt of zegt. Wegrennen. Zeuren en jammeren om de eigen zin door te drijven. Agressie (slaan, schoppen, duwen, trekken, met dingen gooien) in reactie op frustraties en grenzen.
Vanwege het gedrag van je peuter in deze fase wordt deze periode nogal eens de 'peuterpuberteit' genoemd. Je peuter is bezig met de ontwikkeling van zijn eigen persoonlijkheid. Hij is vaak dwars en koppig, maar kan ook ontzettend veel plezier hebben, of onzeker zijn. Hij valt van de ene emotie in de andere.
Jouw kind van 2 jaar praat nog niet omdat hij of zij gewoon nog niet zover is, zonder dat daar een reden voor is. Ongeveer 10 tot 15% van de tweejarigen is wat later met praten zonder dat er iets aan de hand is. Er kan sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
Taal en spraak bij kinderen van 18 tot 24 maanden
Tegelijkertijd kan hij/zij steeds meer woordjes begrijpen en zeggen, maar nog niet alle klanken goed uitspreken. Een tweejarig kind zegt minimaal vijf tot tien woordjes. Eén enkel woord kan verschillende betekenissen hebben (één-woordzinnen).
Gemiddeld zegt een kind rond zijn eerste verjaardag zijn eerste woordje. Denk bijvoorbeeld aan mama, papa, poes, hond, auto, bal of dag. Het is niet zo gek dat je kind juist één van deze woorden kiest. Hij ziet of hoort hen dagelijks!
Motorische ontwikkeling
Een 3-jarig kind kan goed alternerend traplopen. Alternerend wil zeggen dat hij links en rechts afwisselt bij het traplopen. Hij kan op één been zijn evenwicht goed bewaren en hij kan enkele sprongen hinkelen. Ook kan hij met zijn beide voeten tegen elkaar een paar sprongen maken.
De baby kan erg gevoelig zijn voor geuren, geluiden, smaken en reageert hier soms heftig op. Wanneer de baby leert praten, kan hij gelijk al woorden van drie- of meer lettergrepen zeggen. De baby heeft al vroeg veel begrip voor gesproken taal. Het kindje heeft een erg duidelijke eigen wil.
Tijdens de waarom-fase, die begint rond de 2,5 – 3 jaar, leert je kind dat er meer is dan allen het kleine wereldje om zich heen, dat bepaalde dingen bij elkaar horen en dat hij zijn gedachten om kan zetten naar vragen.