Als iets leeft dan vertoont het de levensverschijnselen. Het kan dan bijvoorbeeld eten of bewegen. Als iets dood heeft het geleefd. Het leven van het organisme is voorbij.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
Reacties. Dood is iets dat heeft geleefd, maar nu niet meer leeft. Een overleden kat is dood, een afgevallen en verdord blaadje is dood. Levenloos is iets dat nooit heeft geleefd.
Dode en levende dingen bestaan uit cellen. In die zin zijn huiden, bloemen, botten, gewei (want een gewei is gemaakt van botcellen) dus wel dood. Maar haren (wol) zijn levenloos, ze bestaan niet uit cellen. Losse tanden zijn een combinatie van dood en levenloos.
Levenloos = levenloos is een van de twee tegenovergestelden van leven; dood is de andere. Dood en levenloos zijn niet synoniem: iets wat nooit geleefd heeft is levenloos, iets wat levenloos is zal (net als iets wat dood is) nooit levend ... abiotisch = Syn.: levenloos Def.: behorende tot de niet-levende natuur.
Ze bestaan namelijk uit levende cellen, de kleinste bouwstenen van het lichaam. Maar alles wat leeft gaat op een gegeven moment dood. Het leeft dan dus niet meer. Het grote verschil met levenloos is, dat een levenloos ding nooit geleefd heeft en ook nooit zal kunnen leven.
Is deze paprika levend of dood? Je weet het antwoord al want dat staat in de titel. Onze groenten en fruit zijn opgebouwd uit levende cellen.
Een kind is geen bijna-volwassene. Het is hooguit een geslaagde larf, een geheel apart wezen dat in een eigen wereld leeft en dat ook een andere taak heeft te vervullen dan de 'grote' mensen -vindt bioloog Midas Dekkers. Midas Dekkers kan smelten bij de gedachte dat hij een dochtertje van drie heeft.
Alle organismen leven. Ze vertonen namelijk allemaal precies dezelfde tien levensverschijnselen: ze halen adem, voeden zich, scheiden stoffen uit, bewegen, nemen waar, groeien en ontwikkelen, reageren op hun omgeving, hebben een stofwisseling, planten zich voort en gaan dood.
waaruit blijkt dat iets of iemand leeft biologie
`De zeven levensverschijnselen: ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, groeien, voortplanten en bewegen.
Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont is dood. Iets dat nooit heeft geleefd noem je levenloos. De natuur bestaat uit zowel levende als niet-levende onderdelen.
'Er is geen waterdichte definitie van leven. Je kunt kenmerken geven, bijvoorbeeld iets wat zichzelf in stand houdt en zich kan vermeerderen. Maar dan zou vuur ook leven, en dat klopt niet.
De moderne biologie definieert leven voornamelijk door de verrichtingen die een levend wezen vertoont, te karakteriseren: handhaving van het inwendig milieu, stof- en energiewisseling met de omgeving, groei en ontwikkeling, aanpassing aan de omgeving, reactie op stimuli en evolutie.
Bacteriën vormden het eerste leven op aarde. Het waren organismen die maar uit één celletje bestonden. Ze zijn waarschijnlijk ontstaan bij diepzeevulkanen (Black Smokers), waar warmte en voedingsstoffen vrijkwamen. Ze bestaan al heel lang: zeker 1,9 miljard jaar, maar misschien wel meer dan 4 miljard jaar.
Waardoor blijft een soort bestaan? Omdat het in een groep leeft.
Bacteriën, schimmels, planten en dieren. De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Ademhalen, uitscheiden en voeden. Welke twee levenskenmerken horen bij reageren op de omgeving? Bewegen en waarnemen.
Een carnivoor (van Latijn caro, vlees en vorare, eten) of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel van ongewervelde dieren als van gewervelden afkomstig zijn.
De studie Biologie gaat over alles wat leeft (mensen, dieren, planten, micro-organismen) en dat bestudeer je op alle niveaus, van molecuul tot ecosysteem, en de samenhang daartussen.
Biologie is een natuurwetenschap die zich bezighoudt met de studie van het leven en organismen, met inbegrip van hun (moleculaire) structuur, mechanisme, functie, groei, oorsprong, evolutie, ecologie, verspreidingsgebied en biosystematiek (inclusief taxonomie).
INLEIDING IN DE BIOLOGIE > WAT IS BIOLOGIE - dingen die nooit hebben geleefd. Abiotisch, dus niet tot de levende natuur behorend.
Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels en deze weefsels bestaan op hun beurt weer uit cellen. De leer van de bouw en functie van weefsels is de histologie. De cytologie bestudeert de bouw en functie van de cellen. Daarnaast maakt men een onderscheid tussen macroscopische en microscopische anatomie.