Hoe maak je nu het voltooid deelwoord bij een regelmatig (zwak) Duits werkwoord? Je kijkt naar de stam, oftewel het hele werkwoord -en, daar voeg je ge+ aan toe aan de voorkant en +t aan de achterkant.Eindigt een stam op een -d of een -t?Dan kies voeg je +et toe in plaats van +t.
Voltooid tegenwoordige tijd (Perfekt)
Bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen” Dat wordt in het Duits: “Ich habe gelaufen”. De Perfekt is gemakkelijk te maken: vorm van sein of haben + voltooid deelwoord: Ik heb gezien = Ich habe gesehen.
Het Präteritum is de onvoltooid verleden tijd in het Duits, zo genoemd omdat er maar één werkwoord bij betrokken is. Let bij de regelmatige werkwoorden op de 't' die vooraan staat bij alle uitgangen van de verleden tijd.
Wanneer gebruik je de Perfekt? De voltooid tegenwoordige tijd gebruik je wanneer een situatie in het verleden is afgesloten. In de spreektaal wordt vaak de voltooid tegenwoordige tijd gebruikt in plaats van de onvoltooid verleden tijd.
Imperfectum Nederlands (onvoltooid verleden tijd)
* In het Duits krijg je de stam van een werkwoord, als je -en of -n weglaat, bijvoorbeeld spielen spiel-; wandern wander-.
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klank verandert als het werkwoord wordt omgezet in voltooide tijd. Daarnaast hebben ze geen achtervoegsel (-te of –de) nodig. De klank van sterke werkwoorden verandert als het werkwoord wordt omgezet in voltooide tijd.
Zwakke- en sterke werkwoorden in het Duits
Bij zwakke werkwoorden maak je het voltooid deelwoord door ge + er/sie/es vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: gemacht, geredet, gereist.
De voltooid tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present perfect. Denk bijvoorbeeld aan zinnen als: Ik heb deze serie helemaal gezien. Wij zijn op vakantie geweest. Pieter heeft in het zwembad gezwommen.
Het voltooid deelwoord is een onderdeel van de werkwoordspelling. Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, maar kan ook beginnen met be-, -her, ver- of ont-. Met een voltooid deelwoord wordt aangegeven dat iets al gebeurd is.
Bij de meeste Duitse werkwoorden gebruik je, net als in het Nederlands, de zou-vorm (würden) en dan het hele werkwoord. “Ik zou kopen” wordt bijvoorbeeld “Ich würde kaufen”, terwijl “Ik zou eten” verandert naar “Ich würde essen.”
Het imparfait is de werkwoordstijd (tempus) die in het Frans wordt gebruikt voor de onvoltooid verleden tijd. Hij wordt dus gebruikt om te zeggen hoe iets vroeger was of dat men iets vaak deed.
De imparfait gebruik je als je een beschrijving in het verleden geeft of als je een gebeurtenis of een gewoonte noemt. Bijvoorbeeld: 'De zon scheen'. In het frans is dit: 'Le soleil brillait'.
In het Nederlands heet de futur simple de onvoltooid toekomende tijd. In deze vorm zeg je dat je iets zal doen, bijvoorbeeld: “Ik zal de futur simple uitleggen.”
Juist is voor hetzelfde geld, zonder t. Het gaat hierin niet om de werkwoordsvorm geldt, maar om het zelfstandig naamwoord (het) geld. Voor hetzelfde geld betekent letterlijk 'voor dezelfde prijs, tegen dezelfde kosten', zoals in 'Voor hetzelfde geld koop je bij een tweedehandswinkel een veel mooiere jas.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).