Zoek eerst het gezegde en het onderwerp.Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van.Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
Als je het onderwerp van een zin wilt vinden, vraag je altijd: 'Wie of wat + persoonsvorm? ' Over de persoonsvorm kun je hier (link naar artikel over pv) meer informatie vinden.
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
Het lijdend voorwerp komt alleen voor bij werkwoorden die iets doen. Het lijdend voorwerp is altijd de "iets" of "iemand" die gedaan wordt.
Wat is een meewerkend voorwerp? De naam zegt het al: een meewerkend voorwerp is iemand in de zin die meewerkt met het onderwerp. Zoals je al weet, is het onderwerp van de zin altijd iemand die of iets dat actief iets doet. Met het lijdend voorwerp wordt iets gedaan.
Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag: wat werd gegeven? Antwoord: een klap. Dus een klap is lijdend voorwerp. In de zin "Hij kreeg een klap" lijkt "hij" wel de handeling te ondergaan, maar is in dit geval onderwerp van de zin.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Bij het ontleden is het lijdend voorwerp degene die, of hetgeen dat, het werkwoord in een zin direct ondergaat. In de zin 'hij roept de hond' ondergaat de hond bijvoorbeeld direct de werking van het werkwoord 'roepen'. Dit zinsdeel hangt in een zin samen met het onderwerp en het gezegde.
Het lijdend voorwerp (of: direct object) is het zinsdeel dat de zelfstandigheid aanduidt waarop de handeling of werking die door het gezegde wordt uitgedrukt, direct gericht is. Het lijdend voorwerp ondergaat deze handeling of werking of wordt erdoor voortgebracht: (1) Hij bouwt het huis.
Meestal vind je het meewerkend voorwerp als je de volgende vraag stelt: Aan wie (of wat) of voor wie (of wat ) + de rest van de zin? Het antwoord op die zin is het meewerkend voorwerp.
Een lijdend voorwerp kan zowel een persoon als ding zijn. Dit zinsdeel ondergaat een handeling en handelt zelf niet en is ook niet actief.
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. Als er maar één werkwoord in de zin staat, dan is het gezegde de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is het gezegde de persoonsvorm samen met de andere werkwoorden.
In een passieve zin wordt dat lijdend voorwerp het onderwerp van de zin: hij wordt de mond gesnoerd, zij worden de mond gesnoerd. Deze combinaties kunnen ook nog geanalyseerd worden als een verbinding van een werkwoord (bijvoorbeeld snoeren) met een lijdend voorwerp (de mond) en een indirect object (iemand).
Als het lijdend voorwerp een aanwijzend voornaamwoord is en het meewerkend voorwerp een zelfstandig naamwoord(groep), kan het meewerkend voorwerp zowel voor als achter het lijdend voorwerp staan.
Meestal is het meewerkend voorwerp een persoon, maar het kan ook een ding zijn. Belangrijk om te weten is dat een meewerkend voorwerp altijd samenhangt met de persoonsvorm, het onderwerp, het naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. In de zin 'De zon geeft ons energie' is ons het meewerkend voorwerp. Het meewerkend voorwerp is vaak de 'ontvangende partij'. Het gaat om een bepaald soort indirect object.
Om te checken of een zinsdeel echt lijdend voorwerp is, maak je van de actieve (bedrijvende) zin een passieve (lijdende!)zin:Zet het zinsdeel waarvan je vermoedt dat het LV is voorop.Zet voor het onderwerp van de actieve zin "door".
Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en het lijdend voorwerp zit vooral in de vorm: het lijdend voorwerp begint niet met een voorzetsel. Vergelijk bijvoorbeeld 'Jan kijkt televisie' en 'Jan kijkt naar de televisie.
' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen. Wanneer gaat Frits op vakantie? Volgende week. Hoe ga jij naar je werk?
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Soms worden in een tekst zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp gebruikt. Net als gewone volzinnen schrijven we zulke zinnen met een beginhoofdletter en een punt (of een ander leesteken) op het eind.