Het kind werkt zijn taalontwikkeling verder af en leert de vaardigheden lezen en schrijven. In een taalontwikkeling is er een opeenvolging van verschillende aspecten. Het blijkt dat kinderen taal verwerven in de volgende volgorde: fonologie, semantiek, syntaxis, morfologie, metalinguïstiek.
Een kind leert een bepaalde moedertaal dankzij de naaste omgeving, inclusief bepaalde eigenaardigheden zoals lispelen, of dialectvormen. De opvoeders spelen de belangrijkste rol in dit leerproces, dat moet plaatsvinden gedurende circa de eerste zes levensjaren van het kind.
Op leeftijd van drie jaar is 50% tot 70% van wat het kind zegt verstaanbaar voor anderen, op leeftijd van vier jaar is dat 75% tot 90%. Vanaf de leeftijd van vijf à zes jaar is er sprake van verfijning van het taalgebruik (met name de grammatica) en verdere uitbreiding van de woordenschat.
Kinderen apen niet zomaar na wat er tegen ze gezegd wordt; ze bouwen vanaf het allereerste begin stap voor stap aan een systeem van regels waar je woorden en zinnen mee kunt maken. Daar zijn ze uitzonderlijk goed in, in het ontdekken van de juiste regels. Taalkundigen noemen dit vermogen het 'aangeboren taalvermogen'.
Stoornissen in taal en spraak lijken vaak genetisch bepaald, maar welke genen daar precies verantwoordelijk voor zijn, is nog een raadsel.
Het aangeboren taalvermogen
Kinderen leren een taal snel en dat zonder dat iemand ze de regels van de taal hoeft uit te leggen. Baby's bouwen al aan het begin, hun eigen systeem op, een systeem van regels waar je woorden en later hele zinnen mee kunt maken. We hebben het hier over het "aangeboren taalvermogen".
Je kan de taalontwikkeling van je kind op verschillende manieren stimuleren. Een liedje zingen voor je kind, gezellig een boek lezen, een verhaal vertellen of samen spelen zijn allemaal leuke manieren om samen met je kind bezig te zijn met taal!
Begrijpen van taal
In de loop van de tijd zal je kind de woorden steeds beter leren uitspreken en steeds meer woorden leren zeggen. Een kind van 18 maanden kent gemiddeld zo'n 20 tot 50 woorden. En daarna gaat het opeens snel. Een kindje tussen de 18 en 23 maanden leert gemiddeld 6 nieuwe woorden per dag!
Rond vijf á zes jaar is de basis voor taalontwikkeling van je kind gelegd. Je kind leert dan nog wel de taal te verfijnen, bijvoorbeeld met grammatica. En het leert natuurlijk nog steeds nieuwe woorden bij.
De prelinguale periode
Binnen deze fase onderscheiden we traditioneel weer vier periodes van respectievelijk huilen (geboorte - zes weken), vocaliseren (gemiddeld zes weken - vier maanden), vocaal spel en brabbelen (doorsnee zeven/acht maanden - dertien/veertien maanden).
Je hebt taal nodig om goed te kunnen communiceren met andere kinderen en volwassenen. Als het kind hierin achterblijft, kan er een achterstand worden gecreëerd. Dit zal dan ook gevolgen hebben voor het welbevinden van het kind. Daarnaast is taal ook verbonden aan de hele denkontwikkeling van een kind.
Bij simultane taalverwerving verwerf je tegelijk met de moedertaal een andere taal vanaf het eerste levensjaar; bij successieve taalverwerving leer je een tweede taal na een eerste taal vanaf 8 à 10 jaar. Een dialect is als streekgebonden variëteit van de standaardtaal ook een vorm van tweetaligheid.
Al sinds het begin van de jaren tachtig proberen taalwetenschappers een antwoord te vinden op de vraag of het mogelijk is je moedertaal te verliezen. Uit onderzoek blijkt dat je wel degelijk (delen van) je moedertaal kunt vergeten als je deze jarenlang niet meer gebruikt.
Meestal leren kinderen taal vanuit twee richtingen: vanuit hun aangeboren taalvermogen en vanuit de mensen om hen heen die taal aanbieden en voordoen. In principe is er geen sprake van taalles of lijsten met taaldoelen, het gaat vanzelf. Daarom wordt dit proces vaak taalverwerving genoemd.
Dat heeft allerlei oorzaken, zoals migratie en kolonisatie. Als groepen zich afsplitsen en naar een nieuw gebied trekken, begint hun taal zich onafhankelijk van die van de achterblijvers te ontwikkelen – vaak ook nog onder invloed van talen die al door andere bewoners van het nieuwe gebied worden gesproken.
Uiteindelijk is een taal namelijk niet meer dan een set van woorden en regelmatigheden die door een bepaalde groep sprekers gebruikt en begrepen wordt. Het Nederlands heeft zo'n verzameling regels en woorden en vormt dus een taal, maar ieder dialect heeft ook zo'n set.
Met peuters moet je veel praten
Als je met je kind praat, is het belangrijk dat je goede zinnen maakt en veel woorden en begrippen gebruikt. Gebruik dus geen babytaal. Probeer de zinnen niet te lang te maken. Ook elke dag voorlezen is een goede mogelijkheid om je kind taal te leren.
Jouw kind van 2 jaar praat nog niet omdat hij of zij gewoon nog niet zover is, zonder dat daar een reden voor is. Ongeveer 10 tot 15% van de tweejarigen is wat later met praten zonder dat er iets aan de hand is. Er kan sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
Selectief mutisme is een ontwikkelingsstoornis waarbij een kind/jongere in sommige situaties niet 'kan' praten, terwijl hij of zij dat in andere situaties heel goed kan.