De samenvatting is als volgt: ser = zijn + een eigenschap (langdurig of voor altijd), estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment). Hay betekent er is/er zijn en wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.
Deze 10 onregelmatige werkwoorden worden vaak gebruikt: dar, ir, ser, estar, hacer, poder, poner, querer, tener en decir.
Voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) zijn: ik werkte, jij dacht, hij ging, wij wandelden, jullie aten, zij droomden.
Wanneer gebruik je de imperfecto? Het grootste verschil tussen de indefinido en de imperfecto is dat de indefinido op 1 specifiek moment in het verleden plaatsvond, terwijl de imperfecto gedurende een langere tijd heeft plaatsgevonden.
De meest voorkomende werkwoorden zijn is, was en zijn - allemaal varianten dus van het werkwoord zijn. Als je die varianten samenneemt, en alleen naar de onvervoegde vorm van het werkwoord kijkt, dan zijn de meest voorkomende werkwoorden - na zijn - hebben, gaan, kunnen, moeten en zeggen.
Als het onderwerp onbepaald is, gebruik je 'hay'. 'Hay' is in het Nederlands: 'er is/zijn', 'er ligt/liggen', 'er staat/staan' , etc. Hay problemas en el trabajo. (Er zijn problemen op het werk.)
Gustar – iets leuk vinden, of iets bevalt je
Dit werkwoord heeft een hele andere toepassing dan gewone werkwoorden als werken, wonen etc. 'Gustar' wordt in het Spaans vervoegd met wat er leuk gevonden wordt en niet met wie leuk vindt.
El Gerundio of het Gerundium wordt amper gebruikt in het Nederlands. In het Spaans daarentegen komt het heel regelmatig voor. Een Gerundio wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling plaats vind op het moment dat je het zegt. door –ando of –iendo achter de stam van het werkwoord te plaatsen.
De subjuntivo is de aanvoegende wijs die heel veel gebruikt wordt in het Spaans. Te gebruiken wanneer de spreker gevoelens wil uitdrukken ten opzichte van een situatie of over een gebeurtenis. Bijvoorbeeld als het gaat over een wens, een gevoel, een verbod, een mogelijkheid en een onzekerheid.
Het woord konden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal.
Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen. ik kon, wij konden. ik heb gekund.
Het belangrijkste verschil tussen deze twee is dat een onvoltooid verleden tijd vooral als verhalende beschrijving fungeert, zoals woonde, had en verhuisde in (1), en de voltooid tegenwoordige tijd vooral losse feiten benoemt, zoals heeft gewoond in (2).
Als we de regel van 't kofschip op beloven toepassen, volgt daaruit dat dit zwakke werkwoord met -de wordt vervoegd. De stam is immers [beloov]. Het voltooid deelwoord van beloven is beloofd, maar de persoonsvorm van de tweede en derde persoon enkelvoud is belooft.
In het Spaans zijn er twee verleden tijden: de pretérito indefinido (verleden tijd) en de pretérito imperfecto (onvoltooid verleden tijd).
Bij het vervoegen van de Indefinido worden de werkwoorden eindigend op -er / -ir worden op dezelfde manier vervoegd. De werkwoorden ser (zijn) en ir (gaan) worden op dezelfde manier vervoegd. Hace un año (een jaar geleden) is een signaalwoord van de indefinido. Je gebruikt de indefinido om gewoontes aan te geven.
De present perfect van een werkwoord bestaat uit twee elementen: de juiste vorm van het hulpwerkwoord to have (present tense) plus het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord is stam+ed, bijv. played, arrived, looked.