Je vormt le passé composé met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. In het Frans gebruik je altijd een vorm van 'être' (zijn) of 'avoir' (hebben) als hulpwerkwoord. Dus: le passé composé = avoir/être + voltooid deelwoord. Bij de meeste voltooid deelwoorden gebruik je avoir als hulpwerkwoord.
Avoir = hebben
Kijk maar: ik heb = j'ai, jij hebt = tu as, hij/zij/men heeft = il/elle/on a, wij hebben = nous avons, jullie hebben/u heeft = vous avez, zij hebben = ils/elles ont.
Bij het maken van een passé composé gebruik je altijd een vervoeging van être of avoir. Wanneer gebruik je nu een vorm van être en wanneer gebruik je een vorm van avoir? Voor bijna alle werkwoorden kun je een vorm van avoir gebruiken.
Als het hulpwerkwoord avoir is en het lijdend voorwerp voor de persoonsvorm staat, past het voltooid deelwoord zich aan het lijdend voorwerp aan: Ik heb de vrouw gezien - J'ai vu la femme. Ik heb haar gezien - Je l'ai vue.
J'ai mangé en je suis allé
Het is namelijk heel makkelijk: vertaal het gewoon woord voor woord en het komt in meer dan 99 van de 100 gevallen helemaal goed. Behalve dan natuurlijk met een paar uitzonderingen, waarvan dit er een is: ik ben geweest = j'ai été.
Veel werkwoorden kun je in het Frans gelukkig volgens vaste regels vervoegen, er zijn echter ook een paar werkwoorden die heel vaak voorkomen die onregelmatig zijn: de bekendste zijn (naast être en avoir) faire en aller.
De passé composé bestaat uit twee verschillende delen. Namelijk een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Deze vorm lijkt op de Nederlandse voltooid tegenwoordige tijd, die bestaat ook uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord: Ik ben naar huis gefietst.
Als je tijdens het spreken dus de verleden tijd wil toepassen, moet je daarom de passé composé . Vandaar ook de vertaling als 'literaire' verleden tijd: je gebruikt het alleen bij het schrijven. Hierop bestaat ook weer een uitzondering, want in brieven maak je bijvoorbeeld weer gebruik van de passé composé .
De imparfait gebruik je als je een beschrijving in het verleden geeft of als je een gebeurtenis of een gewoonte noemt. Bijvoorbeeld: 'De zon scheen'. In het frans is dit: 'Le soleil brillait'. De passé composé gebruik je meer als je het hebt over een actie in het verleden.
Het zijn onregelmatige hulpwerkwoorden. Dit betekent dat je ze nodig hebt in gewone zinnen, maar ook als je een speciale vorm zoals de passé composé wilt maken. Daarom is het handig om de vervoeging uit je hoofd te kennen. Vaker avoir Je kunt als regel nemen dat de meeste werkwoorden met avoir worden vervoegd.
Voor de verleden tijd van varen wordt soms ook wel vaarde gebruikt, maar die vorm wordt niet als standaardtaal beschouwd. Ook bij werkwoorden als afvaren, bevaren, blindvaren, rondvaren, uitvaren en welvaren is voer de vorm voor de verleden tijd.
De verleden tijd verschilt van de tegenwoordige tijd door een vervoeging (-de of -te) achter de stam of door een verandering van de klinker in de werkwoordsstam. Het verschil tussen de voltooide en onvoltooide tijd is dat er bij de voltooide tijd niet alleen een persoonsvorm in de zin staat.
Het imparfait is de werkwoordstijd (tempus) die in het Frans wordt gebruikt voor de onvoltooid verleden tijd. Hij wordt dus gebruikt om te zeggen hoe iets vroeger was of dat men iets vaak deed.
Aller (gaan) is een onregelmatig werkwoord dat vooral gebruikt wordt om beweging aan te geven of om te zeggen hoe iemand zich voelt. - Tu vas bien ? - Ça va. -Hoe gaat het?
Hoe vertaal en vorm je de toekomende tijd of le futur simple? Om de toekomende tijd of de futur simple te vormen, gebruik je de infinitief en de uitgangen van het werkwoord avoir. Bij de vertaling gebruik je altijd het werkwoord zullen.
VERVOEGING. De Imparfait wordt gebruikt voor een gebeurtenis of situatie in de verleden tijd die langere tijd duurde of nog voortduurt : we beschrijven er dus noch het begin, noch het einde van. Voorbeeld: La faible lumière ruinait la santé de la femme peintre.
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.