De impuls komt aan ter hoogte van de atrioventriculaire knoop (AV-knoop : gelegen op de grens tussen atria en ventrikels) en loopt door tussen de fibreuze ringen via de AV-bundel. De vezels in deze AV-bundel hebben een kleinere diameter dan de overige geleidingsvezels, zodat de prikkelgeleiding hier vertraagd wordt.
De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers. De geleiding zorgt er dus voor dat je hart samentrekt (systole) en vervolgens ontspant (diastole). De elektrische prikkel begint in een groepje cellen boven in de rechterboezem. Dit is de sinusknoop, de pacemaker van het hart.
Elektrisch geleidingssysteem
Deze elektrische puls wordt voorgeleid door de boezems en vervolgens vertraagd in de atrioventriculaire knoop (AV) die zich in de isolerende laag tussen de boezems en kamers bevindt. Deze AV knoop is de enige elektrische verbinding tussen boezems en kamers.
Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerkje van speciale cellen in de hartspier die elkaar in een domino-effect een elektrische prikkel doorgeven.Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken.
Elke hartslag verloopt op dezelfde manier: eerst trekken de boezems van het hart samen, dan de hartkamers. De hartspier krijgt een elektrisch signaal voordat deze samentrekt. De elektrische signaaltjes bewegen zich als een golf over het hart. Via een hartfilmpje zijn deze signalen op te vangen.
En de hartspiercellen die gepolariseerd zijn en wachten op de elektrische prikkel. Het hart heeft een eigen prikkelgeleiding systeem en hier zit ook een hiërarchische opbouw in. Primair begint de prikkel bij de sinusknoop oftewel de sino atriale knoop de SA- knoop.
Bij inspanning zal de sinusknoop in sneller tempo stroomstootjes afvuren waardoor het hart sneller gaat kloppen om tegemoet te komen aan de verhoogde zuurstofnood van het lichaam. Door middel van een elektrocardiogram kan de cardioloog je hartritme beoordelen.
De hartcyclus bestaat uit verschillende fasen: de systole (aanspanningsfase en uitdrijvingsfase) en de diastole (ontspanningsfase of vullingsfase). Nadat de ventrikels tijdens de systole het bloed hebben uitgepompt naar de aorta en de arteria pulmonalis (longslagader) ontspant de hartspier zich en begint de diastole.
Het hart werkt als een dubbele pomp die bloed naar de longen en het lichaam stuurt. De bloedstroom van en naar de longen wordt longcirculatie of kleine bloedsomloop genoemd. Het hart pompt het bloed vanuit de rechterhartkamer via de longslagader naar de longen.
Bij een AV-blok gaat er iets mis in de AV-knoop van uw hart. De AV-knoop (atrioventriculaire knoop) houdt de prikkels van het hart even vast en verspreidt die prikkels daarna over de hartkamers. Bij een AV-blok houdt de AV-knoop de elektrische prikkel langer vast dan normaal. Het hartritme wordt daardoor vertraagd.
Medicijnen, voedingsmiddelen of drugs
Bepaalde medicijnen kunnen ritmestoornissen veroorzaken. Dit staat dan in de bijsluiter vermeld. Stoffen zoals cafeïne (koffie, cola), alcohol en drugs zijn soms ook de oorzaak van een afwijkend hartritme.
Het hart ligt iets links van het midden in uw borstkas, achter uw ribben. Het hart is een spier, ongeveer zo groot als een vuist. Het hart is een zeer sterke pomp, hij pompt 4 tot 5 liter bloed rond per minuut. Per dag is dit ongeveer 7.000 liter, dat is een tankwagen vol.
Boezemfibrilleren (atriumfibrilleren) is wereldwijd de meest voorkomende hartritmestoornis. Bij boezemfibrilleren is de elektrische prikkelvorming en geleiding in de boezems van het hart verstoord. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich op de verbetering van de behandeling (ablatie).
Zenuwcellen zijn gevoelig voor prikkels. Een prikkel veroorzaakt een actiepotentiaal: de rustpotentiaal verandert in een fractie van een seconde van −70 mV naar + 30 mV. Hierdoor ontstaat een stroomstootje; dat is de impuls. De impuls wekt een nieuwe actiepotentiaal in het volgende stukje celmembraan op.
Hoe functioneert de prikkelgeleiding? Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerk van speciale cellen in de hartspier die elkaar in een domino effect een elektrische prikkel doorgeven. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken.
De nervus phrenicus of middenrifszenuw is een motorische en sensibele zenuw die beiderzijds gevormd wordt door zenuwvezels uit de plexus cervicalis (ruggenmergswortels C3-C5, vooral C4).
Tussen de boezems en de kamers zit een tweede centrum: de AV-knoop. Deze houdt de elektrische prikkel heel even vast en verspreidt die dan bliksemsnel over de kamers. Als de elektrische prikkel verkeerd, te langzaam of te snel door het hart loopt, ontstaat een ritmestoornis.
Die boezems en hartkamers worden van elkaar gescheiden door de hartkleppen. Die kleppen werken een beetje als een sluis. Ze laten het bloed maar in één richting door. Als het hart het bloed heeft weggepompt en daarna even ontspant, dan kan het bloed niet weer terugvloeien.
Linkerkamer = werkpaardje
De linkerkamer is het werkpaardje en heeft daardoor een dikkere spierwand dan de rechterkamer of de boezems. Als de linkerkamer zijn pompkracht verliest, komt de stroom van zuurstofrijk bloed tot stilstand.
Kortademigheid. Flauwvallen. Duizeligheid of licht gevoel in hoofd. Hartkloppingen.
Bloedsomloop. De linkerventrikel pompt zuurstofrijk bloed door de aorta naar de weefsels, de rechterkamer pompt tijdens de systole zuurstofarm bloed naar de longen, waarna dit zuurstofrijk terugkeert naar de linkerboezem (atrium) die het bloed weer naar de linkerventrikel geleidt.
Diastole ([di'astolə]) is de fase waarin het hart zich ontspant en weer volstroomt met bloed. Deze fase duurt in rust 0,4 seconden.
Als een hartspier te weinig zuurstof krijgt, kunt u pijn op de borst krijgen of hartkramp.
Tachycardie. De medische term voor een hoge hartslag is tachycardie. De hartslag ligt dan boven de 100 slagen per minuut.
In de meeste gevallen van plotse hartstilstand bij jonge sporters blijkt achteraf dat ze al een hartprobleem hadden waarvan niemand op de hoogte was. Vaak is dat een aangeboren afwijking, een hartritmestoornis bijvoorbeeld, zoals het lange-QT-syndroom, het Brugada-syndroom of het Wolf-Parkinson-White-syndroom (WPW).