36,6% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep A-positief (A+). Deze bloedgroep komt dus vaak voor. Als je bloedgroep A-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep A-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
Welke bloedgroepen zijn er en hoe vaak komen ze voor? Er zijn honderden verschillende bloedgroepen, maar er zijn er 8 die het belangrijkst zijn voor bloedtransfusie: Bloedgroep A-positief (36,6% van de Nederlanders) Bloedgroep A-negatief (6,4% van de Nederlanders)
6,4% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep A-negatief (A-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam, maar er zijn wel veel mensen die deze bloedgroep kunnen ontvangen van donors. Mensen met bloedgroep A-positief, A-negatief, AB-positief en AB-negatief kunnen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A-negatief.
Een donor met bloedgroep A kan doneren aan een ontvanger met bloedgroep A en AB. Wanneer hij de patiënt is, kan hij ontvangen van een donor met bloedgroep A of 0. Een donor met bloedgroep B kan doneren aan een ontvanger met bloedgroep B en AB.
Zeldzaamste bloedgroepen
AB is de zeldzaamste bloedgroep. Donoren met de bloedgroep AB-positief ontvangen iets minder vaak een oproep, juist omdat dit een relatief zeldzame bloedgroep is en er dus minder vraag naar is. Bloedgroep AB-positief kan over het algemeen van iedereen bloed ontvangen.
Bloedgroep A
Bij deze bloedgroep wordt het advies gegeven om vooral plantaardige producten, peulvruchten en granen, groenten, tofu, fruit, sappen, water met citroen, rode wijn, koffie en thee te nemen. Producten die zeer beperkt zijn toegestaan: vlees, vis en schaaldieren en zuivel.
Mensen die tot de bloedgroep O behoren, worden ook wel 'universele donors' genoemd omdat ze hun rode bloedlichaampjes aan gelijk welke ontvanger kunnen doneren. De bloedgroep O- wordt voornamelijk gebruikt in noodgevallen.
Bloedgroep 0 is de koning der bloedgroepen
Onderzoek wees namelijk uit dat mensen met bloedgroep A, B en AB 15% meer risico lopen te overlijden aan hart- en vaatziekten dan diegenen met bloedgroep 0. Bovendien lijkt het erop dat bloedgroep 0 je lichaam ook beschermt tegen kanker.
36,6% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep A-positief (A+). Deze bloedgroep komt dus vaak voor.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Rhesusfactor betekenis
De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt. Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief.
Bloedgroep O-negatief
6,8% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-negatief (O-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam in Nederland, maar het voordeel is dat patiënten met alle bloedgroepen bloed van donors met bloedgroep 0-negatief kunnen ontvangen. Ze worden daarom ook wel universele donors genoemd.
'Bloedgroep O, Rhesus D negatief (in de volksmond O negatief, afgekort O RhD) is de bloedgroep die in nood aan bijna alle patienten veilig gegeven kan worden', legt Ligthart uit. Mensen met bloedgroep O RhD negatief kunnen alleen bloed ontvangen van hun eigen bloedgroep.
Het AB0-bloedgroepensysteem
Het A-allel geeft bloedgroepantigeen A, het B-allel geeft bloedgroepantigeen B en het 0-allel is een recessief allel, dat niet in een bloedgroepantigeen resulteert. De allelen A en B zijn dominant ten opzichte van 0 en co-dominant ten opzichte van elkaar.
Er zit goud in je bloed
Het lichaam bevat zo'n 0,2 milligram goud – waarvan het grootste deel zich in je bloed bevindt. Even snel rekenen: om een gouden ring van 8 gram te kunnen maken, moet je dus het bloed van 40.000 mensen aftappen.
Bloedgroep O was van de jager-verzamelaar, de oudste mens. Bloedgroep A zou volgens hem zo'n 20 duizend jaar geleden ontstaan zijn en zou passen bij de agrariër, de sedentaire mens die vooral groente verbouwde. Later ontstond toen bloedgroep B die meer paste bij boeren met melkvee.
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
Heb je al eens bloed laten prikken door een arts? Dan staat je bloedgroep mogelijk al in je medisch dossier. Een andere manier om erachter te komen: bloed doneren. Ook dan wordt namelijk altijd je bloedgroep bepaald.
Als je resus-positief bloed hebt, kan je zowel bloed met als zonder resusfactor ontvangen. De resusfactor wordt aangeduid met een + of – achter de letter van je bloedgroep. Bloedgroep A- zijn dus personen waarvan de rode bloedcellen het antigeen A dragen zonder resusfactor.
Zo hebben Latijns-Amerikanen vaker bloedgroep O en komt bloedgroep A meer voor bij Afrikanen en Scandinaviërs, terwijl (de zeldzame) bloedgroep B dan weer vaker in Azië te vinden is.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Ook je bloedgroep bepaalt of een mug zich tot je aangetrokken voelt of niet. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat muggen mensen met bloedgroep O twee keer zo aantrekkelijk vinden als mensen met een andere bloedgroep.
In geval van toediening van bloed met een verkeerde bloedgroep gaan de antistoffen van de ontvanger de rode bloedcellen afbreken (acute hemolyse). Symptomen zijn dan koorts, rusteloosheid, pijn in de borst en onderrug, lage bloeddruk, ademnood, minder of niet plassen en bruinrode urine.
Je mag bloed geven aan iedereen ongeacht de bloedgroep, maar mag zelf enkel bloed ontvangen van O-.